vrouwjuttenland
Leuk
hoor, ik zapte opeens in een ver verleden, op de tv van negen
tot tien was een programma te zien over Jan Schoonhoven, de Delftse
kunstenaar met zijn meerendeels witte tableaux van kartonnen vakjes
in allerlei patronen, waarmee hij begin zeventiger jaren vrij
plotseling internationale roem oogste. Maar in de zestiger jaren
was hij nog niet zo bekend en wij - het artisteriekerige clubje
dat het Haagse café De Sport bezocht - gingen in die beginjaren
zestig vaak bij Jan en zijn vrouw Anita langs.
Want Jan hield open huiskamer.
Hij woonde op een krap bovenhuis in het Delftse centrum, aan het
Vrouwjuttenland.
Lange trappen moest je op en dan kwam je in zijn huiskamer waar
Jan aan een grote tafel immer aan het werken was aan een kartonnen
tableau; zorgvuldig was hij kartonnen reepjes met schaar, lijm
en kwast in elkaar aan het knutselen tot een van de later zo gevierde
en nu tienduizenden euro's opbrengende kunstwerken, dit alles
onder het genot van vele neuten.
Het was altijd druk in die huiskamer en Jan gaf mompelend, met
een shekkie in zijn mondhoek, zijn aandeel in de geanimeerde conversaties.
De documentaire gaf er middels een aantal ooggetuigen - enkele
bekenden, o.a. Erik K. - een goed beeld van.
Daar liep hij opeens weer, Jan, in dat filmpje dat, als een rijm
steeds herhaald, deel uitmaakte van de documentaire, Jan lopend
langs het Vrouwjuttenland, in ik schat 1962 of zo, met zijn verwaaide
dunne haar rond het scherp gesneden en zwaar bebrilde tanige gezicht,
de houtjetouwtje jas aan, op weg naar of komend van zijn baantje
op het PTT-kantoor aan de Haagse Zeestraat, het baantje dat hij
tot zijn pensioen zou houden.
En opeens sprak daar in die documentaire zijn zoon Jaap, een grijzige
vijftiger,die met liefde over zijn vader sprak.
En ik zie hem opeens weer als het bebrilde knaapje van 12, 13
jaar. Hij had toen net een electrische gitaar gekregen en iedereen,
zijn vader niet in de laatste plaats, was het erover eens, dat
Jaapje geniale talenten bezat en een beroemde popartiest zou worden.
Zijn vrouw Anita schilderde ook, onder meer religieuze taferelen
en ik kreeg een keer als present nadat ik een schilderijenexpositie
had geopend op de Delftse mensa een schilderij door Anita, voorstellend
een Romeinse soldaat, die de arm van Jezus aan het kruis spijkerde,
dit alles geschilderd in wilde zwartwitgrijze streken.
Ik heb dit schilderij toen aan mijn na de oorlog protestant-christelijk
geworden ouders cadeau gedaan, en die hebben deze afbeelding jaren
op hun slaapkamer gehad.
Jan heeft mij ook eens drie tekeningen cadeau gedaan, typische
Schoonhovens, lijnen in Oostindische inkt in diverse roosterpatronen.
Ze hebben jarenlang de muren van mijn steeds wisselende hokken,
kamers en appartementjes gesierd; het papier werd steeds geler
en ze verwelkten als het ware samen met de wisselvallige gangp
van mijn leven in die jaren. In mijn fantasie zijn ze in de loop
der tijden verdampt.
van
de website van
het
Haags Gemeentemuseum:
Wie was deze man die zich naakt liet beschilderen door de
Japanse kunstenaar Yayoi Kusama om de volgende dag weer op tijd
op kantoor te verschijnen? De documentaire Jan Schoonhoven - Beambte
18977 geeft het antwoord op deze vraag. Hij is op 26 oktober hom
21.00 uur te zien bij Het uur van de wolf van de VPRO. De film
zal ook worden vertoond op het Nederlands Film Festival Utrecht.
26 oktober 2005
PMV-centrum
Peter Smith mailt mij:
'Mogelijk zegt de naam PMV-centrum u iets?
Het was één van de oudste nog bestaande spirituele
centra in Nederland,ontstaan in Nijmegen, in 1960, onder de bezielende
leiding van Karel Douven. Pas onlangs, eind 2003, ging het centrum
ter ziele, om verschillende redenen.
Sinds die tijd is Peter Smith bezig geweest om de ruim 40-jarige
gechiedenis van PMV (dit staat voor Pro Mundi Vita - voor het
leven van de wereld) te verwerken tot een omvangrijk web-document.
Aanvankelijk maakte dit deel uit van de PMV-website, maar die
is in juni van dit jaar 'uit de lucht gegaan'.
Dit unieke web-document, met veel historisch materiaal,
is nu gereed. De CD-ROM kost 5 euro, verkrijgbaar bij Hilarion,
Van Welderenstraat 27, 6511 MB Nijmegen, tel 024 - 323 67 84 '
Het PMV-centrum, voluit geheten Stichting "Pro Mundi Vita"
("voor het leven van de wereld") was een aantal jaren,
zo tussen 1996 en 2003 , de plaats waar veel wel en wee van mijn
en andermans leven zich afspeelde. Ooit zal het het decor van
een novelle worden, dat PMV, die wat tijdloze, maar toch typisch
laat twintigste eeuwse lokalen, waar we zochten met de beste wil
van de wereld naar diepere bedoelingen, bevrijding en ontplooiing
en daarbij menig maal verstrikt raakten in onze nu eenmaal aardse
ego's.
lees voor mijn Engels verslagje de log over
de laatste
bestuursbijeenkomst in mei 2005 op mijn andere website.
25
oktober
ommekeer
Het
Joodse nieuwe jaar 5766 is begonnen
De ramadan heeft een aanvang genomen
De vacanties zijn voorgoed voorbij
De nazomer heeft definitief zich aan de herfst overgegeven
Oude voornemens hebben plaats gemaakt voor nieuwe plannen
Ieder die dit leest nog een jaar van voorspoedige ontwikkelingen
in gezondheid gewenst
En hieronder een poging tot versificatie van deze wende:
ommekeer
ongelezen boeken staan te grijnzen
foto's eisen een schikkende hand
gesprekken zweven nog ongeland
geven grond tot grondig peinzen
rekeningen
van vroeger en van later
tuimelen schamper door elkaar
de administratie van een jaar
wekt een amper bedekt geschater
het
lijf voelt deerlijk achterstallig
in 't hartsgebied lag weer wat dwars
door de borst loopt soms een barst
en kleurt het brein dan wat zwartgallig
drie
sterren seinen een nieuw begin
nog even een haal aan oude drugs
en terminaal als een oude rups
spint de vermoeide zoeker zich in
zijn
laatste taak is verzoening te zingen
zingend te zijn is zijn enig gerief
zo zingt hij zich een nieuw perspectief
op de zin van mensen en dingen
daarin slinken die eerste schulden
en in een wijde nieuwe ordening
schemert bevrijding en daar blinkt
wat zich eerst zo strak verhulde
17
oktober
Een
mindere dag
Het
minderen vraagt ook het woord
het stroever zijn van geest en leden
ook zij een zwak moreel beleden
en hoe de ruimte is verstoord
de
ogen die het licht vergaten
meten vandaag alleen de kras
geslagen om het moe karkas
een lappendeken vol met gaten
het
hoofd lijkt wel verkeerd gekozen
de rug is als een strakke spil
het bekken zingt al stijf en schril
van een naderende artrose
hoe
ver geslonken is de luister
hoe nauw de einder opgehokt
de voeten zijn vandaag geblokt
geklonken aan een zware kluister
dat
zachte handen toch verkenden
het glooien van de oude flank
dat een schoot eivol en rank
zich schikte aan de oude lenden
of
dat een engel der genade
mij hullend in zijn witte jas
de kramp van jaren toch genas
en meenam in zijn lichte wade
17
september
gedichten, nederlands plus engelse vertaling
sluimer
sluimer
opent dwaze deuren
sleurt mij in manische taferelen
vergane zucht en bedekte drift
paren zich tot geschaarde foto's
een
mateloos reiken
omarmt oud genot en oud zeer
drijft lichte vingers in diepe plooien
diept gisse vrienden op en vervaagde verhalen
mooie vriendinnen die
zacht in vleiende poses glijden
oude
panelen schuiven af en aan
pril zingt in mij vergeten en versleten
een zacht schuren en trillen
het aanslaan van een militaire motor
het rillen van een paardehuid
de plankenkoorts van een vergeten debuu
slumber
slumber
opens silly doors
drags me into manic scenes
bygone craving and covered aching
couple unto cross cut photo's
a
boundless stretching
embraces old joys old sores
pushes light fingers in deep folds
digs up smart pals and faded tales
beautiful girl friends
who softly slip into flattering postures
ancient
panels enter and exit
and in me forgotten and worn
sings tenderly a soft grating and trilling
the starting of a military engine
the shivering of a horse skin
the stagefright of a forgotten debut
september 5 '05
roetsj
roetsj
roetsj
roetsj trekken gordijnen dicht
jong is september het jaar belegen
en de dag lonkt zwaar de avond in
berooid
blaken opgloeiende buizen
verweerd als een mijlpaal
bezit ik de zonegrens
smoor ik het kwakend verraad
versteend
bevecht ik mijn borst
mijn snotneus mijn oorlel
mijn ongelovig hart
op eem zwaarbewapende leegte
shoo
shoo
shoo shoo the curtains close
young is September seasoned the year
and the day lures gravely into the evening
the
destitute tubes are starting to glow
weathered like a milestone
I obsess the borderline
muffling the blatant treason
petrified
I wrestle my breast
my running nose my ear lobe
my unbelieving heart
from a heavily armed void
september 3 '05
meer
poezie
Indisch
herdenken
Het
stadspark Hattem te aan de rand van Roermond is een fraaie afwisseling
van grazige velden en lommerrijke bomen van velerlei allooi. Hoog
welven deze boven een aantal opvallende monumenten. Een burgerinitiatief
in de tachtiger jaren heeft zich ontplooid tot een heel gedenkpark.
Hoge matglanzende aluminium zuilen vermelden de gesneuvelde militairen
tijdens de zogenaamde politionele acties.
Een kunstwerk met vlam, gesitueerd in een vijver en vergezeld
van een balustrade met vele namen, gedenkt de gevallenen in latere
acties, beginnend met de Koreaanse oorlog.
Een wat bescheidener gedenkteken, een soort driehoekige stenen
tafel, is geplaatst ter nagedachtenis van de burgerslachtoffers
in Nederlands-Indië van 1941-1949 en die in Nederlands Nieuw-Guinea
van 1941-1962.
Dit laatste monument is een initiatief geweest van de Vereniging
Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap 1941-1949. Deze
vereniging heeft vandaag, zaterdag 20 augustus een herdenking
van deze burgerslachtoffers georganiseerd.
Ik ben ook een kind uit de Japanse bezetting en de periode van
Bersiap (=die naoorlogse tijd in Indonesië , dat Europeanen
hun leven niet zeker waren), dus ik toog er naar toe.
De menigte zat al klaar op witte plastic stoeltjes, om een tegelpleintje
heen, aan een kant de bezoekende herdenkers, zo'n honderd à
tweehonderd man en vrouw, de meesten Indisch van uiterlijk, ach,
al die Indische gezichten bij elkaar, adoeh, sommigen al zo oud,ja,
met wandelstokken, rollators, enkelen in wagentjes.
Daartegenover het Indische zangkoor, mannen in zwart wit en de
vrouwen, allen Indisch en zo aloes (niet te vertalen, fijn, sierlijk)
, bijna allen met knoetje en zilverdoorwerkte sarong en witte
kebaja (Indische blouse).
Als markant contrast met het aangrenzende Indische koor zat daar
de kapel, de plaatselijke seniorenkapel, robuuste oudere Limburgse
mannen in mosterdgeel colbert en met glimmende koperen toeters
in de knuisten.
bestuurslid KJBB en deel van de dames van
het Indisch koor
Natuurlijk waren er de nodige toespraken, mensen van het bestuur
van de Jappenkampkinderenvereniging, de gouverneur van Limburg,
de wethouder van Roermond.
Het groen van de weidse bomen op de achtergrond was al aan het
donkeren en de hemel was aan het vergrijzen. Er viel van tijd
tot tijd een fijne motregen uit die de vele parapluis deden opbloeien
en verwelken als grote regenbloemen.
De wethouder begon met wat zware teksten over pijn, haat, oorlog,
maar toen hij zei dat zijn vader aan de Burmaspoorweg had gewerkt
en later als dwangarbeider in Japan, in Kokura, vergaf ik onmiddellijk
zijn aangezette pathetiek van het begin.
Het Indische koor zong liederen met voorzover ik kon horen veel
stichtelijke woorden op melodieën, die het Indische sentiment
van de Krontjongmuziek ademden.
Een Indische man zong met zijn zoon een zelfgemaakt lied: “zestig
jaar geleden” en dat de pijn nu voorbij mag zijn.
Een minuut stilte. Last Post. Het Wilhelmus. Kransen. Defilé.
Gek, ik zit helemaal niet in Indische kringen.
De laatste jaren verkeer ik meer in Joodse kringen, naast de Indische
zijn er ook mijn Joodse roots. Net achter de rug: de rouwdag over
de verwoesting van de tempel in Jeruzalem (dat was 14 augustus,
net voor de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog),
de ontruiming van de Gazastrook met zijn schrijnende taferelen
is nog aan de gang.
Midden augustus, een zware tijd.
Nu roeren zich zwaar en gesmoord in mijn borst die Indische roots.
De sentimentele Krontjong akkoorden brengen toch een snaar aan
het trillen, - ah soedah laat maarr - de Indische heertjes en
dametjes doen me denken aan kennissen en vrienden van ouders uit
Bandoeng en sommige jongere Indische vrouwen uit het koor in hun
sarongs doen me denken aan – foei! – de baboes van ons personeel
destijds.
Opeens
mis ik mijn moeder zo – met wie ik zo'n gereserveerde relatie
had later, maar toch, mijn moeder, destijds zo jong, mooi, sierlijk,
flink, nuchter, en mijn grootmoeder met haar grote bruine Joodse
ogen, veel meer het type van de overbezorgde Joodse memme dan
mijn moeder. De twee vrouwen van mijn leven, met wie ik de kampjaren
doorbracht.
Daar heb je het weer, zo'n schrijnend gevoel achter het borstbeen,
een pijnlijke leegte en er brandt er iets achter de ogen.
Wat zou ik nu graag een vriendelijke schouder in de buurt hebben,
een vriend, een vriendin, om wat mee te grappen, iemand die je
een zakdoek aangeeft, als er toch wat nattigheid aan je oog ontrolt.
Heb ik niet voor gezorgd. Moest weer alleen.
Natuurlijk
zijn er na afloop in het bijbehorend paviljoen Indische hapjes.
Ik praat nog wat met de Indische meneer die dat lied “Zestig jaar
geleden” heeft gezongen met zijn zoon, samen zitten ze aan een
bordje nasi. Samen hebben ze ook pas een reis naar Indonesië
gemaakt. Opeens zie ik dat de zoon blind is. We hebben het over
de geuren van arang arang (brandende kooltjes van de aardewerken
kookpotjes in de dessa's) en kreteksigaretten (kruidnagelsigaretten).
Thuis dineer ik met een voorraadje van die Indische hapjes, djagoengkoeken
en lempers.
Die gekke schrijnende leegte is niet meteen weg.
augustus
20
zomeraflevering:
heideplek in Heumensoord
Naast de plas bij Weurt is een lievelingsplek van mij het stukje
open heideveld op Heumensoord. Heumensoord is het vrij uitgestrekte
gebied met grotendeels bos, maar ook verstuivingen - en dus ook
dit heideplekje - tussen Nijmegen en Malden. Tijdens de vierdaagse
wordt een grote zandvlakte gebruikt om het kampement op te zetten
voor duidenden meemarcherende soldaten.
Mijn heideveldje ligt daar vlakbij,niet eens zover van de weg
maar als je het bos inkomt is het al heel snel eenzamer en stiller,
het onvermijdelijke verkeersgeruis van omliggende wegen niet meegerekend.
Ik was er een tijd niet geweest. Ik streek neer onder een grote
beuk op mijn vaste plekje met uitzicht over het veldje.
Het eerste dat mij opviel was: de heide is al in bloei!
Overal waren de rissen minuskule roze tot purperen klokjes aan
de heideplanten verschenen. Half augustus, het is een wende in
het jaar, de zomer helt al na zijn najaar toe, bijna ongemerkt
maar toch, het groen wordt al wat donkerder en lichtjes vermoeid,
de enkele eerste rijpe bramen glimmen al verleidelijk donker tussen
hun rode onrijpe buren en ... de heide raakt in bloei.
Deze
vredige heideplek ligt buiten de tijd van de mensen, buiten de
tijd van de geschiedenis. Hij ligt in tijd van de seizoenen, in
het ademritme van de natuur, dat over, buiten en door het het
gedoe van de mensen heengaat.
Meestal doe ik een paar oefeningen, ook nu. Eerst mijn reeksje
Chi Kung, mij niet storend aan de enkele wandelaar met hond of
kind die even verderop voorbij liep; daarna legde ik mijn meegenomen
handdoek op de grond, deed mijn ademmeditatie en toen lag ik gewoon
te liggen, midden op de buik van moeder natuur,en in die rust
begon, onzichtbaar voor de bomen en de bijen, in mijn hoofd de
tijd van de geschiedenis van de mensen voorbij te trekken.
Half augustus, een kantelmoment in de zomer, maar ook een wende
in de tijd van de mensen.
Dit jaar, 2005, lijkt half augustus een knooppunt waarin allerlei
oude en moderne geschiedenislijnen samenkomen, vooral in de Joodse
sfeer. Een scharnierpunt in het jaar vol geweest en potentieel
onheil en lijden.
Morgen, 14 augustus, is het Tisja be-Av, de negende van de maand
Av uit de Joodse kalender, een rouwdatum in het Joodse jaar, de
datum dat de eerste tempel in Jeruzalem werd verwoest door de
Babyloniers; op diezelfde datum viel eeuwen later Jeruzalem voor
de Romeinen en werd de tweede tempel verwoest, in het jaar 70
van de gebruikelijke jaartelling, en de grote diaspora begon.
Op 9 Av moesten alle joden die zich niet wilden laten dopen uit
Spanje verdwenen zijn, dat was in 1492. Maar ook brak op die datum
de Eerste Wereldoorlog uit, in 1914. Overmorgen, 15 augustus,
herdenken we het einde van de Tweede Wereldoorlog.
En dan begint dít jaar op 15 augustus ook de ontruiming
van de kolonisten uit de Gaza-strook, een dag na Tisja be-Av.
In de Joodse verhaaltraditie is die datum van Tisja be-Av, de
negende Av, óók de datum dat ooit de messias geboren
zal worden. Misschien mogen we dat gegeven buiten de geschiedenistijd
plaatsen naar wat we de metafysische tijd zouden kunnen noemen
en dan kunnen we het zo opvatten dat op het dieptepunt van de
rouw een de mogelijkheid van een omslag naar het grootste heil
ligt besloten.
gedicht
Een afwezigheid
zwaar als een zak lood
wil weer geweten worden
hangt aan mijn hart
kerft letters in mijn zonnevlecht
“noem
mij verlorenheid, verlatenheid, vergeefsheid
het baat je niet
ik plak aan je als een ziekte
een stille handicap
een missend lid
een struikelblok
bevecht mij, psychologiseer mij, filosofeer mij, spiritualiseer
mij
omhels mij, verwelkom mij
mij krijg je niet klein
ik wil je totale déconfiture, je sterfhuis
ik eis je op”
de
afwezigheid leen ik een vorm
zijn loos oog groot, transparant, intens
geboeid door wat stikt, krimpt en kermt
zijn centrum (noem het geen hart)
schroeit van wraak
ik
neem hem de maat van de tijd
een ijzig uur moet ik hem gunnen
mijn waarde ligt gezonken
afgetapt, adergelaten
als een kind alleen gelaten op een grijs veld
grijp ik naar de weidse rok van een engel
aug. 7 '05
Hirosjima
Vandaag
60 jaar geleden viel de eerste atoombom op Hirosjima.
Negen dagen en nog een atoombom op Nagasaki later capituleerde
Japan. Dat betekende het eind van de Tweede Wereldoorlog.
Mijn vader zaliger, die als krijgsgevangene aan de Burmaspoorweg
heeft gewerkt, schreef eind october 1945 vanuit zijn herstellingoord
in India in een brief aan zijn familie in Holland heel pregnant:
"Na 3 jaar in Burma en Thailand te zijn geweest kwamen
we 16 Augustus in Bangkok aan, waar we op weg waren naar een ander
kamp. Daar hoorden we dat het einde van den oorlog gekomen was.
Hoewel we vrij goed op de hoogte waren, we hadden n.l. een radio
toestelletje in het kamp (waar de doodstraf op stond), wisten
we niets van de atom bomb en dachten we dat we nog minstens een
half jaar geduld moesten hebben."
Hij schreef er niet bij - maar hij heeft het later wel
gezegd - , dat hij dat extra halve jaar niet zou hebben overleefd.
Zoals zo vele geinterneerden (maar ook buiten de kampen verblijvenden)later
tegen elkaar zeiden: de atoombommen hebben ons leven gered. Dat
van mijn moeder en het mijne ook, wij waren er slecht aan toe.
De atoombommen zijn altijd onderwerp van morele discussie en omstreden
geweest. Was het (militair-)ethisch te verdedigen om 200.000 Japanse
slachtoffers te maken?
Het volgende citaat kwam ik tegen:
"In a meeting on 18 June the Joint War Plans Committee gave Truman
projected death rates ranging from a low of 31,000 to a high of
50,000, and a projected American causality rate (deaths, injuries
and missing) of 132,500. During fighting in the Pacific, from
1 March 1944 to 1 May 1945, the Japanese were killed at a ratio
of 22 to 1. Thus, if we use an estimate of 40,00 American deaths,
we can extrapolate 880,000 Japanese deaths -- for a combined total
of 920,000 deaths. Although death rates for Hiroshima and Nagasaki
vary widely, none are even half this high. Thus we can conclude
that if an invasion of Kyushu had been necessary, and the Japanese
were killed at a rate comparable to previous fighting, then the
atomic bombs dropped on Hiroshima and Nagasaki actually SAVED
lives."
(Barton J. Bernstein, "Understanding
the Atomic Bomb and the Japanese Surrender: Missed Opportunities,
Little-Known Near Disasters, and Modern Memory," Hiroshima in
History and Memory, ed. Michael J. Hogan [New York: Cambridge
University Press, 1996], p.45)
En dan zijn dus al die krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden
(inclusief mijn moeder, grootmoeder, vader, grootvader en ik),die
op sterven na dood waren, dus niet eens meegerekend als waarschijnlijke
slachtoffers van een langerdurende oorlog.
(Ik kwam dit citaat tegen in een commentaar
van ene Rabbijn Boruch Leff op een passage uit de bijbel, Numeri
25, het verhaal van Pinchas. In een redenering waar ik verder
niet op inga verdedigt de rabbijn dat soms gewelddadig ingrijpen
is gerechtvaardigd)
In ieder geval blijkt uit het citaat hierboven dat in de kring
van de president van de VS er een intensieve afweging is gemaakt.
Afgezien van alle morele en ethische afwegingen staat het feit
dat de letters die hier geschreven staan, te lezen zijn dank zij
de atoombom die vandaag en komende dagen in Japan weer centraal
staat in de herdenkingen van de slachtoffers.
Natuurlijk, een passend meeherdenken is hier op zijn plaats, een
meeherdenken van die talloze burgers die als letterlijke offers
in die atoomgecreeërde hel zijn omgebracht om veel meer anderen
te redden, slachtoffers die zijn verteerd en meegezogen in strategieën
die hen verre te boven gingen.
Maar dit moet mij wel van het hart:
Japan is een vreemd land, zo komt je het uit veel boeken en documentaires
tegemoet. Ze gaan wel zeer eigen-aardig om met formaliteiten en
formalisme. Het belangrijkste is ten koste van alles een bepaalde
facade van uitgestreken conformisme en continue prestatie overeind
te houden, geheel onafhankelijk van de eigen innerlijke gesteldheid.
In een artikel in Trouw van 5 aug. beschrijft Leonoor Kuijk, hoe
Japanners eigenlijk de handeling van het excuses maken niet kennen;
vermoedelijk betekent van harte je excuses maken voor hen een
innerlijk en op groepsniveau uiterlijk een ongekende vernedering
en een onoverkomelijk gezichtsverlies. Ze kennen misschien ook
gewoon de geste van empathie en spijt niet of kunnen dan wel mogen
daar geen uitdrukking aan geven. (dit alles uitzonderingen daargelaten).
Er bestaat een grote afstand tussen het innerlijk van de Japanner
en wat hij uiterlijk laat zien en mag uitdrukken. Een gespleten
volk.
Dezelfde journalist spitst dit in een artikel in Trouw van een
dag later toe op de Tweede Wereldoorlog. De spaarzame betuigingen
van leedwezen hebben maar weinig oorlogsgetroffenen en hun familieleden
tevreden gesteld. Journaliste van Kuijk citeert de standaardformule
die sinds 1995 een aantal malen letterlijk steeds zó is
gedebiteerd: "In het verleden heeft Japan door zijn koloniale
overheersing en agressie enorme schade en lijden toegebracht aan
de bevolking van veel landen, vooral in Azië."
Wat opeber heeft destijds de Japanse ambassadeur in Nederland
zich tegenover mij geuit in een brief die ik kreeg als antwoord
op een brief naar hém; daarin gaf ik in overweging dat
Japan zijn excuses zou kunnen aanbieden en dat dit mij zou helpen
mij in te zetten voor verzoening tussen volken.
De man schreef: "First of all I would like to express
my sincere apologies for what you suffered during WW II. The Japanese
people and government officials also share feelings of remorse"
- op persoonlijk gaat het hem nog wel wat beter af en dat deed
mij wel goed; maar dan verwijst hij naar de officiele stappen
van de regering en vermeldt hij, dat eerder twee premiers, premier
Murayama in 1995 en premier Hashimoto in 1996, hun spijt hebben
betuigt, zie het formele zinnetje boven uit Trouw geciteerd.
Waarom lukt het Japan niet een echte dikke streep te zetten onder
die WW II? Willen ze wel weten dat ze écht die oorlog verloren
hebben, willen ze echt niet beseffen dat ze ooit als beesten hebben
opgetreden? Denk ook aan die recnte onlusten in China over de
schoolboekjes in Japan die zo miniem mogelijk aandacht geven aan
de Tweede Wereldoorlog met zijn in China zo bloedige voorgeschiedenis.
Of is dat uitgestreken ophouden van de facade, dat vermijden van
vermeend gezichtsverlies, die ver doorgeschoten trots, dat eeuwige
doorgevoerde groepsconformisme zo groot, dat die oude schuld tot
in lengte van dagen ongeschoond onder de oppervlakte kan doorwoekeren
om wie weet ooit voor nieuwe ellende te zorgen.
aug.
6 '05
zomeraflevering: de plas bij Weurt
Waar kan je je in de grote stad nog even helemaal alleen in de
grote natuur voelen?
Dat kan in Nijmegen: je rijdt de stad uit richting Beuningen,
langs dat technologisch reuzenkunstwerk van de electriciteitscentrale,
langs de artistieke complexiteit van de laad- en loskranen van
de rivierhaven, de brug over van het Maas-Waalkanaal en dan meteen
rechts de waalbandijk op langs het dorp Weurt en waar na een goede
honderd meter het dijkweggetje een bocht maakt ligt een vrij grote
plas met veel veld en bosschage eromheen. Zet je auto of fiets
aan de kant en ga het klaphek door, over het veld, en dan langs
de ruime plas en je bent alleen, goed een enkele medewandelaar
met hond kan je tegenkomen, maar de plek is merkwaardig genoeg
nog niet ontdekt door de Nijmeegse dagjesmens.
de plas bij Weurt, het dorpskerkje op de
achtergrond
Behalve dan door dit dagmens. Vandaag was ik er weer.
Ik liep nu vlak langs het water dat vanmiddag door een heel mild
briesje tot een bleekgrijze rimpeling en tot een zachtkens klotsen
werd bestreken.
Langs de uit de kluiten gewassen wilgen, die een bosschage vormen,
dat het Nijmeegse indusriegebeuren aan het oog onttrekt.
Verder de velden in die over een paar honderd meter zich uitstrekkend
tot de Waal reiken. Het is een weidse verzameling van grassen,
distels van allerlei pluimage, camilleachtige bloemen (je ziet
ik ben geen botanisch expert), margrietachtigen etcetera, volgens
mij een paradijs voor de echte liefhebber.
Ik waag me verder over vage koeienpaden, opletten dat je niet
in de vele vlaaien trapt, richting het waalstrand.
Op een wat meer open plekje vlei ik mij neer. Eenzaamheid en vredigheid
gaan hier goed samen. Echt stil is het niet, ik ga eens luisteren
wat je allemaal hoort: een wemelend hoog gepiep dat opklinkt uit
de opgeschoten grassen op deze landengte tussen plas en rivier,
van de kleine zwarte vogeltjes die hier druk af en aan vliegen,
zwaluwtjes geloof ik, die hier hun nesten hebben.
Dit alles tegen de achtergond van een gestaag gezoem van bijen
en hommels die hier druk werk hebben.
Dan is er van tijd tot tijd het getuf van rijnaken die voorbij
varen, de motoren soms wat pruttelend klinkend als van een ouwe
auto.
Gesnater van eenden, die in een groepje neerstrijken in de plas.
Opeens menselijk gehoest. Ik zit rechtop en tien meter verder
is een kudde heckrunderen opgedoemd, die ik al eerder veel verder
aan het grazen zag, maar veel sneller dan ik dacht zijn ze opgerukt.
Inderdaad als er eentje hoest klinkt het bijna menselijk. Met
een ritselend geruis rukken ze de grassen los. Ze zijn dieproodbruin
en sommigen hebben gevaarlijk spitse horens.
Op de terugweg naar de dijk, zo halverwege, strijk ik nog even
neer in het gras tussen het wilgenbos en de plas.
Als je goed kijkt zie je hoeveel variatie er in de grassen zit,
het lijken wel tientallen soorten door elkaar, halmpjes, pluimpjes,
kleinbladerige plantjes, superminiboompjes
etcetera.
Ik kijk de hemel in, hij is grijs gewatteerd met grillige smalle
hemelsblauwe vlekken. Soms is het nu bijna stil. Het geruis is
vooral dat van het bloed in mijn oren.
Opeens breekt er een luid gegak los. De ganzen aan de overkant
van de plas zijn in een heftige discussie losgebarsten, die weer
luwt tot geanimeerd geklets, weer aanzwelt, weer wegsterft tot
stilte.
In mij is het ook bijna stil.
In mijn buikstreek is er een ontroering, bijna een snik.
Tranen branden achter mijn ogen, tussen smart en dankbaarheid.
Na iets wat je een gebed mag noemen sta ik op.
Een nietige mier dribbelt over de rechterpijp van mijn spijkerbroek.
De grote stad meldt zich weer; een hoog geronk schuin boven mij,
net achter het wilgenbos, een helicopter wordt zichtbaar,
speurt naar ja wat?
augustus 1
Ze
zeggen, d.w.z. filosofen, theologen, psychologen en pastorale
werkers na een goed gesprek - mits ze enigszins existentalistisch-hunanistisch
zijn angehaucht - : het leven heeft geen zin, de zin moet je zelf
máken. Enigszins klinkt Sartre nog door met zijn abslolute
vrijheid (en verantwoordelijkheid) om jezelf te 'ontwerpen'.
Alles goed en wel maar er zijn van die dagen, dat het niet lukt
om een zin te maken, een ontwerp voor elkaar te krijgen, een richting
te ontwaren, de elementen van een zinvolle betekenis uit de zijnden
te destilleren en een zin in elkaar te flanzen.
Mijn leven van bijna 65 jaren lijkt dan een gevecht tegen een
anonieme bierkaai, jaar in jaar uit lijkt de essentie steeds weg
te glippen, op het punt van onthulling weer net in de ongrijpbare
diepte weg te zakken. Anderen lijken, met minder tevreden, veel
verder weg te komen in de richting van vervulling, erkenning,
roeping en roem.
En hoever lijken die anderen dan van mij weg, hoe onontkoombaar
de liefde als een schimmiger elf in het bos buiten bereik weggeglipt.
Hoe schraal lijk ik in mijn stulp te verschalen, verstoken van
wil, drift liefde, gedoemd om als een oude krant te verwaaien
in de grijze vlagen van deze dag.
Hoe verleidelijk klinkt altijd weer het gezang van deze anti-sirene,
die als een bleek grijs meisje op haar kale rots toch altijd weer
dit lied van doem zo lokkend weet te vertolken.
En hoe poëtisch weet ik altijd weer mijn ondergang in beeld
te brengen! Mijn schilderachtige taal voor dit verval put altijd
weer uit een bitterzoet genoegen, dat gebrouwen is uit een mengsel
van koppigheid, rancune en een soort masochistische lust. Oude
boosheden en moederbeelden doemen even op maar ik laat het voor
wat het is.
Ik kwam een dagboekfragment tegen van toen ik vierendertig was,
een fragment geschreven in een hardkaftig schrift dat ik cadeau
had gekregen van mijn toenmalige vriendin Natasja(pseud.), over
wie het fragment ook gaat. Als ik het teruglees, kan ik mij deels
het gebeuren niet eens precies meer herinneren, maar de stemmingen,
schrijfwijze, beelden en exercities van ziel en geest doen mij
verzuchten, wat is er in godsnaam veranderd...
"(17 febr. 1975) (...)Een boeiende impasse tussen mij en
Natasja. Het punt aan de oppervlakte, waar het gesprek steeds
op terugkomt, is het vrijen, waar Natasja en ik tegenwoordig maar
zelden en via veel barrières aan toekomen. Ze verzint steeds
maar uitvluchten om het uit te stellen; ze heeft het te druk,
ze wil alleen als ze zich rustig voelt, het is een Probleem dat
tijd nodig heeft om Uitgewerkt te worden e.d. Maar in feite ligt
de kern van de kwestie dieper maar waar en hoe?
Er liggen fijn geweven complexe sluiers tussen haar en mij, stroken
niemandsland met verraderlijke putten, waar zij en ik steeds invallen.
Ik voel me, moet ik toegeven, rancuneus tegenover haar; waarom
maakt ze het zo moeilijk? (...).
Ik voel me leeg, op de achtegrond vibreert een onheilspellende
droefheid, een kolossale verongelijktheid, een woede. 'Waarom
kan ik nooit heenbreken door die sluiers, die ik ervaar tussen
mij en anderen? Waarom?', zo luidt de klacht.
Ik wil wel en ik wil niet. Ik probeer het eerst en als het dreigt
te lukken, trek ik me bang weer terug en laat de ander verwonderd
en rancuneus achter. Ik ben rancuneus en maak rancuneus. Ik manipuleer
een opening en trek dan terug, bang voor echte intimiteit, waarin
ik als een bange, wrede, agressieve, vrolijke, weetikwat voor
kinderachtige kleuter 'ontmaskerd' zal worden.
In deze tussenmenselijke mist voel ik me kaal, troosteloos, warmteloos,
zonder moed om echt op de wereld in te gaan.
In deze sfeer heeft de verhouding met Natasja ook geen ontplooingskansen.
Verstikken we elkaar in wederzijdse troosteloosheid, met onze
Problematieken, die als sombere kolossale herenhuizen in druilerige
regen tegenover elkaar staan, elkaar vanuit lege vensters aanstaren.
En toen ... en toen ... en toen na een lange nacht waarin de druilerige
regen somber en wreed de huizen had gegeseld en de mensen kleumerig
en verongelijkt in dikke winterjassen gestoken zich bij miezerige
kacheltjes hadden geprobeerd zich te warmen, toen - kwam de zon
op. En een eerste beverige straal reikte tastend het kille venster
binnen en verdwaalde in een neergetrokken mondhoek, die langzaam,
nauwelijks merkbaar, omhoogkrulde. En ergens in een andere kamer
begon een baby te huilen in peillooos smartelijke uithalen, het
hoofdje purperrood gestuwd van een onduldbaar pijnlijk gemis.
En een tweede zonnestraal kroop de babykamer binnen, langzaam
naar de wieg toe..."
Tot zover die aantekeningen van dertig jaar geleden, die met verrassende
scherpte zowel de worsteling, de pijn als de angel beschrijven.
Intussen ben ik de laatste tijd begonnen met het lezen van Levinas,
Emmanuel Levinas, de Frans-Joodse filosoof, die zo'n verrassend
nieuw licht werpt op de oude filosofische thema's vanuit een onmiskenbare
Joodse invalshoek. Hij weet een draai te geven aan de existentiële
fenomenologie op zo'n manier dat opeens weer inzicht en inspiratie
ontstaat; zoals Karl Marx de filosofie van Hegel 'op zijn kop
zette', zo zet Levinas de filosofie van Heidegger en andere op
zijn kop door als apriori van het bewustzijn 'De Ander' en 'het
Oneindige' te stelen.
Ik voeg er onmiddellijk aan toe, dat lezing van Levinas de nodige
inspanning vereist. Een aantal basisbegrippen uit de filosofie
en fenomenologie moet je (weer) vertrouwd raken en de stijl van
Levinas is zeer subtiel en eigen en lijkt zich te bewegen tussen
een heel eigen poëtische expressie en zeer precies filosofisch
spreken. In het filosofisch denken - waar ik maar een amateur
ben overigens, zoals ik overal een amateurstatus heb - ben ik
nog niemand tegen gekomen, die in zijn spreken zo dicht genaderd
is tot de Goddelijke dimensie, zoals die ook ligt aan de basis
van het Jodendom.
Inmiddels heb ik de essaybundel 'Het menselijk gelaat' gelezen
en ben begonnen aan 'De totaliteit en het Oneindige', een van
zijn hoofdwerken.
wandeling
Vandaag met vriend M. op wandeltocht.
Met de auto de grens over van mijn oostelijke stad, Duitsland
in en via Kleve aangeland bij het half-eiland aan de Rijn, waarop
het dorpje Schenkenschanz ligt.
Hier is het goed wandelen, grotendeels langs een weggetje, allengs
een pad, langs de Rijn. Slechts enkele stervelingen komen je tegemoet.
Op de strandjes langs de Rijn is het goed zitten en kan een gesprek
van meer filosofische aard vlotten.
De rust is hier zelfs tijdens een weekend nog niet verstoord.
Roofvogels, vermoedelijk buizerds, zeilen en bidden hoog in de
lucht. Op het groene veld houden zich hazen op.
Op de onderstaande foto zien we M. met op de achtergond de velden
van Schenkenschanz; op die groene velden zagen wij op het moment
van de foto twee hazen gezellig samen knabbelen aan het gras,
maar de de canera heeft ze dus niet gevangen; ze waren er echt,
maar ja, 'esse est percipi', wie zei dat ook weer?
Juli 10
gedichten:
na
de breuk startte de noodzaak
na de stort drong het bakenen:
een metertje veiligheid voor het vege lijf
ternauwernood gezekerd
gezegeld de wrange mond tegen de roep
het hart gevangen in een vest
genoopt een tot dunnere zang
de lippen gewrongen tot een beperktere kus
de armen gehaperd tot een
aarzelend schaken
de
ogen haken naar een zicht:
in het als waar genomen veld
waakt de weerman, de vrouw des huizes
in de tuin staat de tafel van het lot gedekt
rode kool en groene prei en appels van oranje
daar schrammelen violen
speelt de bard de blues en wachten mijn vrienden
leest de rabbi de les
daar lachen vader en moeder in het wit
en drinken klare wijn
July 1
en
nog een gedicht:
aan
de rand
schrikkelt en mangelt de vrees
de
arm wil reiken en verlengt zijn worp
plant zijn lus zonder einde
naar een zonnig moederveld
in de benen zindert een
zoem van zin en spel
wacht!
grijs
wordt de lust
elektrisch versneden
mager hapert de deun
de draf treft een graf
gaapt een fata morgana van zwart
waarin het springen verstart
tot
een eeuwige foto
waarin het vallen geen bodem vindt
tot de tijd weer start
June
29
reunion
at Sweet Lake City
a special picture: an unique collection of relatives, descendants
of my grandfather and their husbands or fiancé's; they
are gathered at the house of my brothers daughter in Sweet Lake
City (as we nickname Zoetermeer, suburb of The Hague).
Occasion was the visit of an American cousin (second from right
in the front, with the blue blouse) and her daughter(exteme right
in the back in the red blouse).
I took the picture yesterday. (more on the family message page)
The gathering had a very sweet atmosphere, so many different characters
all from the same stem, but with nevertheless at least one common
trait at least: a fondness for merry shmoozing...
The day before yesterday I fetched my cousin and her daughter
up in Amsterdam at my niece's home. We lunched at the goat farm
of my nephew just outside the town of Ede and then we drove to
my place in Nymegen, where we dined after having lit the shabbat
candles and the blessings. It was a hot hot day and at eleven
we almost dropped dead in our beds. The tropical heat had subsided
the next day and we made it to Sweet Lake city in a relaxed way,
headed for the family gathering pictured above.
In the meantime my hearing problem is not over but seems to subside
gradually too.
June 26
It's
a strange day.
Outside a full blown summer reigns the world.
Inside I cleaned the house and prepared for the arrival of my
cousin C. and her daughter T. tomorrow.
Deeper inside my head I discovered a rustle in my right ear.
When I phoned someone, her voice in my right ear hardly didn't
come through. Clearly the listening capacity of that ear had decreased
more than half.
At the medical center in my neighbourhood the nurse didn't perceive
a clot. Probably my Eustachius tube is barred.
I hope it will redress itself in the course of the coming days.
I made an appointment with the doctor at Monday.
June 23
page 2
page 3 archief
|