website for the descendants of the Dutch Cassuto's
familiedocumenten/family documents p.6
family main page| name page | documents | pedigrees | photo galleries | sitemap |

written landmarks: on these pages you will find the content of all kinds of family documents or excerpts or summaries of them; some in original form, some abridged or edited for readability.
page 6. kamp Moentilan/Pacific War: camp for women and children on Java Muntilan

kamp Moentilan
Deze bladzij gaat over het vrouwen- en kinderkamp Moentilan/Muntilan.
Het was een van de vele kampen op Java, die de Japanners gedurende de Tweede wereldoorlog hadden bestemd voor de Europese vrouwen en kinderen. Dit verhaal is samengesteld uit

  • passages uit een verslag van mijn moeder, gericht aan mij en jaren later voor mij gemaakt,
  • enkele passages uit twee brieven van mevr. N., die ik destijds gedeeltelijk gefotocopieerd kreeg van een vriendin van mevr. N.
  • enkele schaarse herinneringen die ik zelf heb en enkele gegevens geput uit het boek 'Geïllustreerde van de Japanse Kampen in Nederlands-Indië 1942-1945'
Een meer afgerond verhaal over Moentilan is te lezen op mijn website Casboek, klik hier

kamp Moentilan/camp Muntilan

weg uit Bandung naar ?  |  reis en aankomst | kamp Moentilan  | een huis in het klaslokaal  |
voedsel, ruzie's en speelmakkers  |  Japanse wreedheden  | slavenwerk  | schaarste  | kamp Banju Biru  | vrede!  | wanhoop en opluchting  | terug in Bandung

weg uit Bandung naar?
Mijn moeder, grootmoeder (bijgenaamd 'Omi') en ik zaten vanaf eind 1942 tot begin 1944 geinterneerd in het kamp Tjihapit, een door de Japanners omrasterde wijk in Bandung.
Mijn moeder schrijft in haar voor mij jaren later gemaakte verslag:

verslag Puck Cassuto: 'Al enige tijd gingen er geruchten dat het kamp zou worden opgeheven. En dat de vrouwen en kinderen zouden worden weggevoerd. En in begin 1944 was het zo ver. Iedereen moest op 't plein verzamelen en mocht alleen een koffertje van 10 kg meenemen. Elke dag gingen er een paar groepen weg. Omi en ik hebben toen elk een rugzak genaaid, van broekenstof.
Ook voor jou had ik een klein rugzakje gemaakt. En in een tasje had je wat speelgoed mee. Iedereen nam alleen wat kleren mee. En voor één maaltijd eten. Iedereen had een nummer dat je op je koffer of zak borduurde.
Na het verzamelen werden we uit 't kamp geleid en moesten we lopen naar 't station in Karees (een wijk in Bandung).'

verslag mevr. N.: 'Elke vrouw mocht voor het transport een rugzak bij zich hebben; de kinderen een kleinere met speelgoed enz. De grote rugzak van M. (een vriendin), een lichtbruine, dwong groot respect af, maar ... trok tevens de aandacht van de controlerende Jap.
Wij stonden in een lange rij opgesteld op het Oranjeplein, de vrouwen met hun kinderen beneden de 11 jaar. Zogenaamd mochten we van allles meenemen, alleen geen .... en dan volgden allerlei artikelen die iedereen nou juist wel belangrijk en het meesjouwen waard vond.
Zo had M. hun pot de chambre goed schoongemaakt, uitgekookt en gevuld met eetwaren, want we hadden 't bevel gekregen dat we tijdens de reis voor ons eigen eten moesten zorgen. Ze had met uiterste zorg voor de familie een soortement nasi goreng gemaakt en verder zat er nog een heleboel meer in de po! Maar die po was nu juist verboden.
M. moest haar rugzak openen van de Jap. Ik zal niet gauw haar gezicht vergeten, toen ze bij de tas neerhurkte en de dingen uit haar rugzak moest halen, veel te langzaam naar de Jap z'n zin. Die hielp toen een handje. Hij keerde de rugzak uit en plofte die meters verder op het pad neer. De inhoud was naar de maan en overal en nergens lagen hier en daar een kam, daar een stuk zeep, opgerolde hemden, onderbroekjes, jurken, handdoeken, kortom van alles en nog wat, dat wel na veel wikken en wegen was uitgekozen, het nuttigste, het kostbaarste wat een mens had na drie jaar kamp. De po was ze kwijt en ook het eten.
De andere dingen werden door de vrouwen om haar heen verzameld en in de beschadigde tas gestopt.
Bij dit alles stond haar zoontje, de kleine E. Op hem speciaal gelet heb ik niet, maar ik kan me heel goed voorstellen hoe hij zich voelde. (...) Ik stond er een meter of vijf achter en stond hem ook te knijpen. Want ik had voor mijn zoontje R. ook een po meegenomen en mijn rugzak, gemaakt van Palembangse geweven doek met spiegeltjes (het was nog het enige sterke goed dat ik had) trok ook wel de aandacht. Maar nee, de man zag eraan voorbij.'

reis en aankomst in Moentilan

verslag Puck Cassuto: Op het station stond een trein klaar, waarin we werden geladen. Een 3e klas coupé met houten banken. En we moesten dicht op elkaar gaan zitten. Voor zover ik het me herinner, hebben we daarin ± 24 uur gezeten. De Jappen hebben beslist géén wreedheden begaan. We mochten alleen niet uit de wagons, die met gesloten raampjes reed. Natuurlijk was het sanitair het zwakke punt. Voor de kinderen hadden de meeste moeders wel een potje meegebracht.
Het is gek, maar ik herinner me vrijwel niets van deze reis. Die uiteindelijk naar Midden-Java bleek te gaan. Naar Moentilan (bij Magelang).

verslag mevr. N.: Daarna het ontladen uit de trein, toen we eindelijk in Moentilan waren aangekomen. 't Was nog aardedonker, 5 uur 's-morgens.Iedereen was in slaap gesukkeld, toen opeens onder luid geschreeuw, gewapend met stokken, Jappen de trein inklommen. We moesten eruit en vlug. Niet iedereen kon z'n bezittingen opsporen, - dan moest het maar zonder! 't Was een geroep om de kinderen aan te sporen en om te zeggen wat men kwijt was. We konden niets meepakken, alleen je huilende of dodelijk verschrikte kind.
Toen de trein leeggeschreeuwd en geslagen was moesten we ons in rijen van 5 opstellen, wat een onbeschrijflijke verwarring gaf, want als het gezin uit meer dan 5 personen bestond, raakte het surplus weer met anderen in een rij en dat klopte dan soms ook weer niet! Iedereen was doodsbenauwd z'n kind of meerdere kinderen kwijt te raken.Daar waren gevallen van bekend van eerdere transporten.

Puck Cassuto: We werden daar ontvangen door een groep vrouwen die daar al ± 1 jaar bleken te zitten. Het waren vrouwen van marine-personeel uit Soerabaya. Het waren hoofdzakelijk onderofficiersvrouwen, die grotendeels uit A'dam en R'dam kwamen. Wel goedig, maar beslist niet van 't beste soort. Overigens werden we niet met open armen ontvangen want ze hadden daar al zo lang alleen gezeten, erg ruim behuisd, met nog koffers vol barang (bagage) bij zich. En dat moest allemaal leeg, om plaats te maken voor onze groep.

Moentilan
luchtfoto van het Xaverius College (bron Geillustreerde Atlas van de Japanse Kampen in Ned. Indië)

kamp Moentilan

verslag mevr. N. : Pastoor van Lith, die in Semarang met zendingswerk op Java was begonnen, kwam - over de bergen heen in de residentie Kedoe - terecht in Moentilan, een plaatsje tussen Magelang en Jogjakarta.
Moentilan was een snijpunt van drukke pasarwegen. Oostelijk liggen de toppen van de Merbaboe en de Merapi, westelijk de kammen van het Menureh gebergte, waar de Boroboedoer op is gebouwd.
Moentilan had ondanks de handel met Europeanen en Chinezen zijn Javaaans karakter bewaard. En meer en meer, na gesprekken met loerah's (dorpshoofden) en wedono's (districtshoofden) bleek er een dringende behoefte aan onderwijs te bestaan. In 1903 kwamen er plannnen voor een school in Moentilan en daaruit kwam voort de eerste kweekschool voor hulponderwijzers.
Een internaat bleek de beste vorm. Men bedwong de schurft en de dysenterie in de streek. Nederlands werd in 1906 de voertaal op de Hollands-Indische scholen. In 1911 kwam de gelijkstelling met Europese scholen.
Even geleidelijk als zich het onderwijs te Moentilan ontwikkelde breidde zich het gebouwencomplex uit. Eerst lagen die gebouwen tussen de rivier en de landweg. Die weg werd verlegd waardoor het terrein 1 hectare groter werd. In 1914 was dat stuk grond geheel ombouwd zodat een gezellige cour ontstond, met vis- en bloemvijvers en sierstruiken. Nog duidelijk zie je de sporen van sawah terrassen. Het hoogteverschil in het terrein maakte een ingenieuze waterleiding mogelijk.
Omstreeks 1914 werd er naast de hoofdingang een sierlijk kerkje gebouwd. Het kerkje konden wij alleen van de achterkant zien, er was een grote deur.
Maar ook van binnen, want het kerkje werd gebruikt als toko (winkel), als strafplaats (voor vermeende contacten met "buiten") en als vergaderzaal voor de "Nippen" (Jappen)
Het kamp Moentilan is de oorspronkelijke kweekschool, het Xaverius College.

een huis in het klaslokaal
Puck Cassuto: Omi, jij en ik kwamen met een groep mensen te liggen in het plant- en dierkunde lokaal, dat in etages opliep. Het was een toer, maar ergens kregen we een deur te pakken, waarop je kon liggen.
O, ja, onze matrassen hadden we mogen meenemen. Opgerold werden ze met touw vastgemaakt en van je nummer voorzien. Die zijn gelukkig ook allemaal in Moentilan aangekomen.
We lagen aan de benedenkant van 't lokaal. Later kregen we stapelbedden van hout. Die probeerde je dan met dekentjes en gordijntjes van handdoek tot een kamertje te maken.
Helaas kreeg ik daar meteen dysenterie, maar gelukkig was ik na 3 weken weer op zaal. Ik heb in de besmettelijke barak gelegen.


Een potloodtekening van een interieur van een barak in vrouwenkamp Moentilan. Ter linkerzijde een open raam met daaronder koffers, tassen een theemuts, bord en beker. In het midden een dubbel bed met enkele persoonlijke bezittingen. Op het bovenste bed ligt iemand te slapen. Boven en naast het bed hangen jurken. Rechts een schets van een tweede bed naast een open raam. (bron: het Geheugen van Nederland)

voedsel, ruzie en speelmakkers
Wel, het leven nam daar weer zijn gewone gang. Alleen het eten was slecht, want je had niets zelf, het eten kwam uit de gaarkeuken (haringkeuken). Af en toe kregen we wat suiker (1 kop per persoon voor 1 mnd.) en wat zout. Het eten was rijstepap (waarvan ieder een pollepel kreeg) met wat waterige groentesoep. Later was de rijst op en kregen we stijfselpap, zonder iets gekookte stijfsel (die je, met wat je had, maar moest zien door te slikken), of wat suiker, of zout.
Dit kregen we op 't laatst zelfs 2 x per dag, want ook 't brood (één sneetje) van klefferig materiaal werd door de Jap niet meer gegeven.
Dat sjouwen van balen rijst, suiker of zout werd door ons zelf gedaan. Ook ik heb 't getild (50 kg!)
Iedereen werd ingedeeld, om werk te verrichten. De ouderen zittend werk (Omi).
Ze moesten groente schoonmaken. Verder waren er nachtploegen voor 't aanmaken van 't keukenvuur, kokkinnen in de keuken. En werksters in de tuin. Om de beurt moest je ook de gangen dweilen, en dat waren me afstanden! Kilometers lang!
Dan hadden we een kamermoeder, die ook 't eten uitdeelde, geholpen door 2 vrouwen. (Een ervan was de vrouw van Rob Nieuwenhuis). Je kunt je indenken, wat een ruzies er kwamen over 't eten, als iemand meende te weinig te hebben gekregen!
Hoge Huis Moentilan
Mevr.N.: dit is het Hoge Huis zoals wij het noemden. Daar zetelden de vrouwen die het (betrekkelijk) voor het zeggen hadden.

In Moentilan had je als beste vriendje Woutertje Hol, die net zo oud was als jij. Het was net zo een zacht jongetje als jij. Zijn moeder was 'vrouw uit het volk', ze sprak wat plat, maar ze was een bijzonder lieve vrouw. Die het daar bij ons wat moeilijk had, omdat het clubje van de "benedenafdeling" in het lokaal uit 'dames van betere stand' bestond.
O.a. was er een mevr. Feber met 2 dochters. Een was getrouwd en had een dochtertje Suzette. Ook daar speelde je leuk mee. Verder waren er natuurlijk meer kinderen, maar die waren ouder. Zo ook Rogier Nieuwenhuis (zoontje van Rob Nieuwenhuis, bekende schrijver over Indië). En 3 kinderen van Van Marle.
Natuurlijk was er een kleuterklasje. Daar leerde je niet erg veel, alleen versjes en spelletjes. Gewassen werd je inderdaad onder een "pantjuran", een straal water die uit een bak van bambu en hout ergens vandaan kwam.
Daar werd ook ons wasje gedaan. Vreemd, dat je je dat nog herinnert.
Herinnering: inderdaad heb ik een vaag beeld van zo'n bamboe halfopen buis, waaruit het water gutste en een betonnen of stenen bak vol met water op een open erf, dit alles met een vage gevoelsherinnering van verzet. Later bevestigde mijn moeder, dat ik menige keer buien van drift had, die ze wanhopig probeerde te smoren.

Japanse wreedheden
Puck Cassuto: Elke morgen bij het opstaan moesten de vrouwen gymnastiek doen, begeleid door Japanse kreten, die ik me niet meer herinner.
Ook moesten we om de beurt 's nachts wacht lopen op de gangen. Met z'n tweeën liep je dan over de gangen (ik geloof om de 4 uur). Een Jap kwam dan controleren, of we wel echt liepen en niet ergens zaten.
We hadden een "maanzieke" Jap, en o wee, als je dan hem tegenkwam 's nachts. Natuurlijk gebeurden er vele dingen en waren de Jappen vaak wreed, maar die gebeurtenissen zal ik niet allen noteren. Dat heeft ook voor jou weinig betekenis, dacht ik, daar je er geen getuige van was.

commentaar: Zonder twijfel vermijdt mijn moeder Puck Cassuto hier verslag te doen van nare ervaringen met Japanners, jammer genoeg heb ik tijdens haar leven haar niet meer ertoe kunnen brengen iets prijs te geven van deze donkere episoden.
Ze veronderstelde, dat ik als kind de wrede sancties niet bijgewoond had of was vergeten of dat de sancties die ik niet had bijgewoond ook geen invloed op mij hadden gehad.
Toch denk ik dat ik in al die jaren er wel degelijk iets van moet hebben gezien en ervaren,
al was het alleen al de eindeloze appels in de brandende zon; onvermijdelijk was ik als kind ook gevoelig voor de wanhoop en uitputting van mijn overwerkte en soms mishandelde moeder, ook al was ik bij de mishandeling niet zelf aanwezig.
Inderdaad herinner ik mij bijna niets van al deze jaren, maar later in situaties van therapeutische regressie heb ik meer dan een ervaring gehad van een vaag maar toch ingrijpend en aangrijpend beeld van een apathische, uitgeputte en wanhopige moeder.

slavenwerk in de velden
Puck Cassuto: Het opgesloten zijn vond ik vreselijk. Heb toen me aangemeld voor de ''patjolploeg" (patjol = schop, hak), die op een veld buiten 't kamp werkte. Dan ging je in de rij de poort uit, en liep een kwartier. Daar was een groot veld, waarop groenten werden verbouwd (spinazie, prei, tomaten, boontjes) Daar moesten we dan onkruid wieden, prei planten enz. En begieten, met emmers moest je water halen uit een sloot verderop en uitgieten. Een reuze rotwerk, doodvermoeiend.
Maar 't ergste was corvee "poep sjouwen". Dan moest je met een houten ton op een stok tussen 2 vrouwen in naar de verblijven van de Jappen. Daar uit de beerput scheppen in de ton en weer terug naar 't veld, om 't spul als mest over de aarde te gooien. Maar ik had 't er voor over, alleen al om die poort uit te komen. Een heerlijk bevrijdend gevoel als je de wijde wereld weer zag met dat mooie uitzicht op de bergen.
En een 2e pluspunt was, dat je af en toe wat kon 'bietsen' (gappen). Héél kleine stukjes prei en kleine tomaatjes, die we dan als grote tractatie samen opaten bij 't karig maal, dat er wat smaak van kreeg. Maar o wee, als je gesnapt werd. Want natuurlijk gebeurde alles onder toezicht van Jappen.


schets van Puck Cassuto, zoals zij zich het poep sjouwen herinnerde

Het kamp werd geleid door vrouwen, die een kantoor hadden. Maar natuurlijk moest alles gevraagd worden aan de Jappen.
En ook hun orders moesten worden uitgevoerd. Het was een miserabel baantje, want niet zelden werden er klappen uitgedeeld.
Behalve Jappen, waren er ook Indonesische bewakers, de zgn. "Hei-ho's". Die waren meestal voor geld in dienst van het Jap. Leger gegaan. Meestal bewaakten ze de poort.

schaarste
Puck Cassuto: Hoe verder in de tijd, hoe minder eten er kwam. En ook de verstrekking van suiker en zout was miniem. Was er af en toe suiker, dan was er géén zout, en omgekeerd.
Voor de zieken waren er extra verstrekkingen. Zo kreeg ik, na een hevige aanval van geelzucht, om de dag een ei! Dat was een hele luxe, die ik natuurlijk met jou deelde. Maar de jalousie maakte aan deze luxe een eind. Een van de dames, die na geelzucht géén ei had gekregen, gaf aan de leiding door, dat ik jou 't ei gaf. Dus werd verondersteld, dat ik het dus niet nodig had.
Zo was de stemming in 't kamp.
Ieder probeerde voor zich en zijn kinderen zo veel mogelijk te krijgen. En gunde een ander niets! Om elke rijstekorrel werd gevochten. Ook was de stemming tussen de "Soerabajanen" (die er al lang zaten) en de "Bandungers" niet al te best. We werden als indringers beschouwd en als "koue-kak-madams".

verslag Mevr. N : In de kerk lagen honderden Rode-Kruis-pakketten opgestapeld. Elke dag zei onze "Kampvader" (bijgenaamd de "Kanariepiet") dat ze nú zouden worden verdeeld. Grote opwinding, vooral onder de kleuters.
Als de speelman uit Hamelen begaf de Kanariepiet zich grijnzend, af en toe een te brutaal kleintje afsnauwend, met de sleutel van de kerkdeur in z'n hoog geheven hand naar de kerk. Veel moeders konden het niet aanzien, want iedereen wist dat hij de blonde kindertjes vlak voor de deur met harde snauwgeluiden zou afbekken.
Elke keer liepen ze weer achter hem aan en steeds liep het uit op een grote teleurstelling.

Moentilan was voor de kleine kinderen een naar kamp en velen zouden dat later merken.
Nergens een eigen plekje. Alles grauw en grijs, lange grijze galerijen, nergens versieringen, nergens bloemen en altijd een hongerige maag, nooit iets leuks.
En dat roepen langs de galerijen voor allerlei zaken. "Eten halen, beginnen bij de O", "Alle zaalmoeders moeten direct naar de kerk komen", "Warm water halen" enz. enz.
Lawaai was er altijd wel, ruzie's tussen moeders om de kinderen of een of ander mens dat een ander zo nodig de waarheid wilde zeggen. Of de kanariepiet liet geen hout binnen; gevolg: de keukens konden niet werken en het avondeten dat anders om een uur of 6 á 7 werd uitgedeeld kon dan niet voor diep in de nacht gegeten worden.
Huilen, gillen, twee dagen lang, vanuit de kerk. Het slachtoffer, iemand van de Madoera-kant, heeft maandenlang niet gesproken.
En die twee vrouwen die elkaar bestolen hadden en elkaar moesten afrossen tot ze niet meer konden en op het laatst rolden ze om; daar stonden kinderen bij.

Puck Cassuto:
Midden 1945 waren er allerlei geruchten over een naderend einde van de oorlog. Maar al zo vaak was dat beweerd, dus probeerden we bij de Hei-ho's meer inlichtingen te krijgen. Die kregen we niet, maar wel werden ze vriendelijker.

kamp Banjoe Biroe
Puck Cassuto: Toch werd Moentilan nog ontruimd. Begin augustus werden we per trein op transport gezet naar Ambarawa en Banju-Biru. Wij gingen naar Banju-Biru.
Dit was een oude gevangenis, met allemaal cellen, waarin je dan met tweeën sliep. Maar het was al overvol met andere vrouwen. Daarom werden wij in een oude loods buiten de gevangenispoort gebracht. Daar sliepen we met stapelbedden vlak naast elkaar. Wel met z'n 50en of 60en.
Er was verder niets, geen water (moesten we in de gevangenis halen, als ook het eten) En geen W.C. Er werd een smalle diepe geul in de grond buiten de loods gegraven. Er overheen kwam bamboe en bilik tussen schotjes.
En dat was het! Je begrijpt hoe veel vliegen dit aantrok. En hoeveel mensen er ziek werden! Ik zelf kreeg daar las van a-vitaminoze (rode pijnlijke plekken op 't been). Kon moeilijk lopen. En Omi kreeg direct dysenterie. En medicijnen waren er niet! Een hopeloze toestand.

vrede!
verslag mevr. N.: 7 Augustus kwam een 'zaalmoeder' de kerkdeur uittuimelen en schreeuwde:
"Mensen, alle Jappen zitten te huilen in de kerk" ... De atoombommen op Hirosjima en Nagasaki waren gevallen. Het geheime wapen van Amerika? We hadden er geen flauw benul van.

Puck Cassuto: Gelukkig was er dus snel de werkelijke vrede (15 aug.).
Zodra we dit wisten, ging het kamp open. En goed, dat we toen zelf ons eten konden maken, want de Jappen legden 't bijltje erbij neer. Dus kwam er ook geen eten meer binnen. De inlanders kwamen ons direct tegemoet. We hadden natuurlijk geen geld. Sommigen hadden iets. Ik ook, want het papiergeld, dat ik in mijn schortband had genaaid, kwam er ongeschonden uit! Onbegrijpelijk dat het door al dat wassen niet was verpulverd. En wat we hadden aan kleren, of handdoeken en vooral zakdoeken werd geruild voor eieren, groente en saté.
Want de Indonesiërs hadden ook al die jaren armoe geleden, en vooral textiel hadden ze niet.
Na een paar dagen kwamen er vliegtuigen over, die pakketten uitwierpen aan parachutes. En die parachute-zij was zéér in trek, er werd danig om gevochten*. Je kon er mooie blouses van maken. En je kon er héél veel eten voor ruilen.
De vrouwen van marinemensen kregen meteen een voorschot. De andere vrouwen kregen niets! Na een paar dagen n.l. waren de eerste mannen aangekomen in het kamp. Die zochten natuurlijk eerst hun gezin op. En in het kantoor werd door hen meteen de leiding van het kamp overgenomen.

herinnering: het is een van mijn eerste herinneringen: de verbijstering over de overvliegende vliegtuigen, de immense verwondering over de parachutes die neerkwamen en ik rende naar ze toe, hoewel ze veel en veel verder neerkwamen dan ik in mijn kleuterblik had ingeschat. Op een bepaald moment voelde ik me verdwaald en in totale paniek keek ik om hulp om mij heen, maar de vrouwen renden in tomeloze razernij langs mij heen met maar één doel: de pakjes die aan de parachutes hingen en de zijde van de parachutes zelf, waar ze allerlei kleding van konden maken. Mijn moeder was er niet en ik was verlamd van angst.
Later zei mijn moeder dat ze toen in de ziekenboeg lag.

wanhoop en opluchting
Omi werd hoe langer hoe zieker. Nu waren er ook langzamerhand mannen uit het burgerkamp gekomen, die hun familie zochten. Ik ben navraag gaan doen. En één van de jonge mannen kende Opi (vader van Puck Cassuto en geïnterneerd in Tjimahi), hij had voor hem corvée gedaan. Dus wisten we waar Opi zat en dat hij nog leefde.
De jongen (die zijn moeder opzocht) moest weer terug naar Tjimahi.
Ik had afgesproken met hem, dat hij een brief zou meenemen naar Opi.
Ik wilde n.l. zo gauw mogelijk het kamp uit. En de beste plaats om doktershulp te krijgen, leek mij Bandung. Ik had gehoord, dat je al met kleine transporten per trein naar W. Java kon gaan. Weliswaar niet geheel zonder gevaar, want de peloppors (Indonesische jonge vrijheidsstrijders) roerden zich al aardig. Op het kampkantoor werd me (door de mannen) dan ook gewezen op het eigen risico, dat ik nam. Ik moest ook een papier tekenen, dat ik van al mijn 'rechten' afzag! Dat deed ik prompt, want die 'rechten' zag ik niet zo zitten!

Terwijl ik de brief zat te schrijven naar Opi, zag ik in de verte een klein mannetje met stok aankomen met een tropenhelm op . En ja, het was Opi. Fitter dan ooit, zonder rheumatiek. Hij schrok natuurlijk van Omi en samen besloten we zo gauw mogelijk te vertrekken. Van iemand kregen we tabletten (de eerste sulpha!) die de diarree moest stoppen. De avond voor ons vertrek hebben we Omi met ettelijke tabletten volgestopt. Iedereen had een hard hoofd in haar overlevingskansen, want de reis zou 2 à 3 dagen duren. Maar ja, daar zou ze ook gestorven zijn.

De volgende middag om 5 uur vertrokken we per vrachtauto naar Ambarawa, vanwaar de trein zou vertrekken. Om 9 of 10 uur 's avonds kwamen we in het stationnetje aan. De trein zou pas de volgende morgen om 6 uur vertrekken. De hele nacht hebben we dus in de wachtkamer op houten banken gezeten. In de trein waren we als blanken (20 man) ver in de minderheid. Last hebben we niet gehad van de Indonesiers, hoewel sommigen wel brutaal waren. En dat soms een angstig gevoel gaf.

Om ± 5 of 6 uur 's middags kwamen we in Djogja aan. Daar stonden op 't perron dames van 't Rode Kruis, die ons naar een hotel brachten. Wat een sensatie, een echt bed met schone lakens! Omi hebben we steeds tabletten laten slikken. En 't hielp!

terug in Bandung
De volgende morgen weer vroeg in de trein. Een hele dag gereisd, en 's avonds aangekomen in Bandung. Ook dààr stonden dames v.h. R. kruis. Omi werd metéén per brancard naar een ziekenhuis gebracht. Dit was een hele rust voor mij, want voor dat doel hadden we de reis gemaakt. Opi moest eerst naar Tjimahi terug, om zich voorgoed af te melden. Dan kon hij bij ons komen.

Jij en ik werden ondergebracht in de school in de Ambonstraat. In een kaal leslokaal. We waren de eersten, en er was niets. Dus wéér met een bultzak op de grond. Maar we waren vrij, en 't leven in Bandung was toen nog normaal.

commentaar: tot zover de verslagen. Het is natuurlijk nog lang niet het einde van de ontberingen, te beginnen met de snel verslechterende situatie door de opstand van de Indonesiers, de z.g. Bersiapperiode had een aanvang genoemen.

Puck + Rob nov. 1945
puck en robbie

page 1. letter Max Oct. 28 1945
page 1a. letter Max Nov. 19/20 1945
page 1b. letters Max December 1945
page 2. letter Ies and Lien Cassuto 1945
page 3. report Puck Cassuto about Pacific war, part 1
page 3b. report Puck Cassuto about Pacific war, part 2
page 3a.first letter Puck Cassuto + Albert v. Zuiden after Pacific war
page 4. George Cassuto Izn.: his memories of WW II; until hiding

page 4a. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, first time in hiding
page 4b. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, 1943 and 1944
page 4c. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, liberation and aftermath
page 4d. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, impact on later life

page 5. Hetty Winkel
page 6. Kamp Moentilan
page 7. 1941: Ies Cassuto in het Oranjehotel

back to family main page   to home
page Rob Cassuto