to homepage Rob Cassuto   

               

MOESSAR voor een korte inleiding in de Moessar beweging klik hier

Moessar: overdenking over Vrijgevigheid / nedivoet

VRIJGEVIGHEID/GENEROSITY/NEDIVOET

nedivoet, vrijgevigheid, edelmoedigheid, royaal zijn, beter geeft het Engels deze term weer met ‘generosity'. Deze eigenschap heeft zeker niet alleen betrekking op het materiele, maar op je gehele wijze van zijn, niet alleen de omgang met geld maar ook de omgang met je bezit, je energie, je tijd. Nedivoet, generosity realiseert zich in het geven – op allerlei manieren – aan je partner, je familie, je relaties, aan de noden de wereld, zonder eigenbelang, vanuit een openheid van het hart, vanuit een gevoelde verbondenheid met een ander, vanuit een besef van eigen overvloed.

Dat klinkt mooi. Ik heb er veel moeite mee gehad, met die nedivoet.

Een van die lastige dingen, die iedereen wel herkent, is dat in de meeste dingen die je doet wel een eigenbelangetje zit.
grap kleine Nadav
Ga voor de grap eens na: zijn al die mooie dingen die we soms wel eens doen werkelijk vrij van ieder eigenbelang? Als je goed kijkt sluipt er dan niet heel vaak een ego-motiefje, een gehoopt voordeeltje, een angstige achtergedachte in, een berekend bijeffektje?
(paar seconden)

Werkelijke nedivoet – grootmoedigheid is ook een goed woord – speelt zich af voorbij aan het eigen belang, het spruit voort uit een surplus in de ziel, een besef van overvloed.
Maar wij mensen in de postmoderniteit van deze maatschappij – leven in maar al te vaak een gevoel van schaarste en gemis. Er is dan niet sprake van nedivoet ha-lev, maar van wat in de Moesar wordt genoemd ‘timtoem ha-lev', wat je zou kunnen vertalen als ‘verschansing van het hart'. Ik noem een paar soorten van dit schaarstegevoel, van deze tekort-beleving.
Je kan dat bijvoorbeeld hebben overgehouden aan intensieve ervaringen van deprivatie en ontbering, met name in je jeugd. Het kunnen hele letterlijke ontberingen zijn geweest of emotionele ontberingen. Dat kan een flink stempel hebben gedrukt.
Wij Joden kunnen daarover meepraten, wij zelf of onze ouders of grootouders.

Ik heb het ervaren als kind in Jappenkampen, waar langdurig honger werd geleden en natuurlijk ook niet sprake was van goede emotionele voeding. Na die kamptijd heeft zich iets in mij ingeprent, van wees zuinig met wat je hebt, een geneigdheid om niet teveel te delen, hou het maar voor jezelf, want er is vast voor jou niet genoeg.
Ik had een mind set opgebouwd van schaarste. Een soort angstige verkramping om werkelijk vrijuit te vragen, te delen en te geven, niet zozeer op het materiele vlak als wel op emotioneel en geestelijk vlak. Om dat in de eerste plaats te herkennen en dan steeds meer los te laten, dat is een levenslang werk. Ook zie ik wel als effect van vroege ontbering en ervaring van verlies, dat wat je nu hebt angstig bewaakt.

De angst om niet genoeg te hebben voor jezelf gaat diep.
Op een meer maatschappelijke schaal doet zich iets vergelijkbaars zich voor.
Een blokkade die in de weg in de weg staat van werkelijk belangeloze generosity wordt gevormd door de behoeften van het ego. Alles om ons heen lijkt ons op te roepen om ons te identificeren met de omringende materiele wereld van geld en goederen; alles schreeuwt ons toe dat we niet genoeg hebben; we worden verleid te denken steeds iets te missen, nog dit of dat nodig te hebben, we hollen achter een vermeend eeuwig dreigend tekort aan en intussen trachten we aldus doende ook nog onze wankele identiteit overeind te houden. We worden als het ware gedefinieerd door onze behoeftigheid.

Wie kan hier niet over meepraten.
De Moesar heeft de overtuiging - en ik deel dat – dat het diepste verlangen van de mens is om dit alles los te laten en spontaan genereus en open te zijn. Het kan misschien soms lastig en angstig zijn om daarin nieuwe stappen te doen, maar het is de moeite waard.
Maar hoe zit het dan met die overvloed, dat surplus, van waaruit een grootmoedig en genereus mens heet te handelen? Makkelijk praten als je echt materieel rijk en ook nog gevoelsmatig gelukkig bent en niets te klagen hebt. Maar hoe zit het als je arm bent, van alles mist, alleen bent, depressief, ziek misschien?
In Pirké Avot is te lezen in de eerste mishna van hoofdstuk 4: ‘Wie is rijk? Wie zich verheugt in zijn deel'. ‘Eizéhoe asjir? Ha-sameach bechelko' . Rijkdom hangt niet af van de hoeveelheid van wat je hebt, maar van de vreugde die je ervaart over wát je hebt.
Het gaat niet om materiele rijkdom maar om de instelling van het hart.
Het gevoel van overvloed hangt dus in essentie niet samen met materiele zaken. Om genereus te zijn hoef je niet te wachten tot je rijk bent en het allemaal meezit. De vraag is:
Ga ik uit van mijn mind set van schaarste, behoeftigheid, armoede of gemis of neem ik de stap mijn wereld te zien in een nieuw licht van rijkdom en overvloed…
Ga ik de mensen en wereld tegemoet vanuit mijn gemis, vanuit de ontevredenheid over wat ik niet heb, vanuit mijn klacht over hoe het tegenzat? Of durf ik het aan be-ezrat Hasjem te vertrekken vanuit een nieuwe visie van vervuldheid…

De magische werking van nedivoet, generosity, is dat je het praktiseert niet om de beloning, maar dat het allen beloont. Het doet de ontvanger goed, het verandert iets in jezelf ten goede en uiteindelijk maakt het de wereld een ietsje beter.
Nedivoet is een onmisbaar onderdeel van persoonlijke ontplooiing en zou een ingrediënt moeten zijn van programma's van maatschappelijke actie, niet in de laatste plaats in de Joodse wereld. Kortom: Tikoen Olam.

En in feite zijn we als we nedivoet in praktijk brengen bezig met de navolging van de Schepper, baroech Shemo, met ‘imitatio dei', want uit Zijn overvloed en eindeloze edelmoedigheid heeft Hij mij, jou en de wereld geschapen.




Inleiding in Moessar