spreuk
van de week:
"spreuk van de week : "Een vooroordeel is moeilijker te splitsen dan een atoom." Albert Einstein
Tell me and I'll forget; show me and I may remember; involve me and I'll understand. -- Chinese proverb
It is never too late to be what you might have been.George Eliot (1819-1880)
We are not human beings having a spiritual experience. We ARE spirtual beings having a human experience.(T.deChardin)
There are only two ways to live your life. One is as though nothing is a miracle. The other is as though everything is a miracle. (Albert Einstein)
Study is a way of telling the story, this is the autobiography of the Jewish people, through the medium of its forms of life. Is it true? I have no idea. I can just tell you that Jews heard the story, and interpreted it in a certain way, to make it their story. The interpretive process was never interested in fact. It was: Can this story tell me something about my life?
(David Hartman z.l. in artikel van Charlie Buckholtz in Tablet Magazine The Rabbi Who Hated Lies
_____________________________________________________________
Chanoeka 2012, alweer de zevende kaars...
_____________________________________________________________
De mens is zo klein.
Hij kijkt nog maar net boven de rand van zijn vanzelfsprekend dier zijn uit.
Als een ongeschoolde bootsman in zijn kleine boot tracht hij te koersen op de hoog
oprijzende zeeën van de scheppingsenergieen van de kosmos.
Hij heeft amper een benul van zijn bestemming en als die er is is de haven nog ver.
____________________________________________________
talig
'waanzinnig' wordt steeds meer gebruikt als 'fantastisch (goed'.
Het was waanzinnig, hoor je steeds meer zeggen, in de zin van 'ik heb vreselijk genoten'. Hoe een verschrikkelijk lot kan worden tot opperst genot. Waanzinnig.
'Super' en 'Mega' hoorde tien jaar geleden volgens mij niet in die grote mate, waarin het nu aan allerlei bijvoegelijke namen s wordt vastgeplakt .
'Ik heb me beseft' hoor je zo vaak, dat het zowat als toelaatbaar Nederlands kan worden beschouwd.
een paar talige opmerkingen over de spellingwijzigingen.
De tussen-n (spel ik dat goed?) en de panne(n)koek-strijd;
dit is symptomatisch voor de neurotische jacht naar correctheid, die de Nederlandse taalunie en de aan haar gelieerde taalprofessionals nastreven. Het is als een hond die zijn eigen staart probeert te pakken.
Want getracht wordt een zekere strakke rationele logica aan het organische taallichaam op te dringen. De taal kent wel degelijk een zekere logica , die zich in duizenden jaren ontwikkeling laag voor laag heeft afgezet, een logica die een diepere organische wijsheid kent. Het is een vergeefse strijd om hier die moderne wiskundige logica van de spellingsdeskundigen op los te laten.
Waarom dus pannenkoek, als iedereen pannekoek zegt. Trouwens de taalsdeskunige logica begrijp ik ook niet. Historisch gezien is pan en koek toch een samenstelling via de oergermaanse verbindins-o en niet via een n?
Zo ook dat nieuwste snufje: ideeëloos moet het volgens de professionals zijn omdat het nu eenmaal ook 'harteloos' is, terwijl iedereen ideeënloos zegt. Hier prevaleert weer de volkslogica van het moment boven de historische logica.
Nu ben ik er niet voor om in alles de volksmond te volgen, maar als 99% van de Nederlanders'pannekoek' zegt en niet 'pannenkoek' en 'ideeënloos' en niet 'ideeëloos', dan weegt dat toch zwaar.
De Engelsen en de Fransen hebben volgens mij al lang geleden ingezien, dat herhaalde spellingswijzigingen op een heilloze weg leiden, tot een telkenmale herhaalde Sisyphusgang de berg op. Engelse en Franse kinderen moeten erdoorheen: het leren van de ingewikkelde spelling van hun taal en tot nu toe lukt dat een groot deel van de nieuwe generatie steeds weer.
Het is nu eenmaal een deel van het educatieproces, van de ontwikkelingsgang van kind naar volwassene, nog anders gezegd een onderdeel van het acculturatieproces, dat je de taalspelling onder de knie moet krijgen. Kinderen lijden helemaal niet zo vreselijk onder allerlei vermeende spellingsinconsistenties, als de geleerden denken, denk ik weer op mijn beurt. Herhaalde spellingswijzigingen maken het helemaal niet makkelijker en ook voor toekomstige generaties maakt het helemaal niet zoveel uit. Belangrijker is, dat er lange tijd één zelfde spelling bestaat waar niet meer aan gemorreld wordt: continuïteit. Een verbod op spellingswijziging moet er komen.
Amusant - en voor de oudere tot gezellige irritatie geneigde Nederlander zoals ik opvallend - is de toeneming in de volksmond van insluipende spreekgewoonten, die de purist als fout moet bestempelen.
Bijvoorbeeld hoor je steeds vaker: 'zich beseffen' in plaats van 'beseffen' of 'zich ervan bewust zijn', een contaminatie dus.
Ook vatten veel mensen, vooral jongeren, het woord 'media' steeds vaker op als enkelvoud; ze realiseren zich niet meer dat het natuurlijk een meervoud is, namelijk van 'medium' (wat weer komt van 'massamedium').
Op dit punt moeten we weer wél strenger zijn, vind ik. Hoewel niet een kwestie van levensbelang, werkt een cumulatie van dit soort slordigheden toch taalverloedering in de hand; een mate van onderhoud van het taalorganisme - op de wijze zoals je aangroeisel van een scheepsromp bikt - is noodzaak.
Een laatste suggestie van mij: Verbiedt het in interviews aan de geinterviewde meer dan één keer het antwoord te beginnen met: 'Nou kijk ... '
zeg maar, stoplap die tegenwoordig om de zin voorkomt dat moet je niet willen, ook een zeer gewilde uitdrukkingswijze, waar men vroeger misschien zei: dat kan je beter niet doen. dat wil je niet weten, gebruikt voor 'ongelooflijk', 'enorm', 'verbazingwekkend'; natuurlijk wordt een appel gedaan op de luisteraar om het wel te willen weten... achter je oor krabben, heel vaak gebruikt voor: twijfelen, nog eens over nadenken
herzien 10 nov 2011
____________________________________________________
op 2 dec 2010 is op de grote markt in nijmegen een grote chanoekakandelaar (chanoekia) ontstoken
Afleveringen
"Er is een schone lever voor u", zei de vlaamse stem op mijn mobieltje (Vlaams: GSM), dat afging toen ik voor het stoplicht stond voor het grote ronde en chaotische verkeersplein bij het station, het Keizer Karelplein in Nijmegen. Het was plm half twee in de middag. De stem was van de transplantcoördinator van het Universitair Ziekenhuis Gent.
"Ik kom eraan", zei ik eenvoudig...... Lees meer op mijn leverdagboek.
Een reeks foto's van mijn lever parcours is hier te zien en hier.
George Cassuto in de klas van het joods Lyceum te Den Haag 1941-1942
bron:Wally de Lang: 'Slotakkoord der kinderjaren'
, 2003. Zie ook de pagina op www.haagsescholen.nl
Hoge Feestdagen 5771
De maand Eloel, uitlopend op de Hoge Feestdagen, roept op tot reflectie, introspectie, soul searching, chesjbon ha-nefesj.
Die gelegenheid is mij de afgelopen maanden tussen de medische avonturen rond mijn levertransplantatie in Universitair Ziekenhuis Gent in ruime mate geboden. De lange wachttijden, de lege rustmomenten, de soms wel erg lange nachten.
Hoe was ik voor mijzelf, voor anderen, vrienden, partner, gemeenschap, waar ging het goed, waar kon het beter? Waar rust een tevreden oog, waar schrijnt een liever niet gevoeld tekort
In deze afgelopen ruim vijf maanden van ontbering en beproeving in de medische woestijn heb ik veel gehoord, hoe dapper, hoe moedig etc. ik wordt gevonden. Maar ik moest wel.
De beslissing eenmaal genomen zijnde kon ik niet meer terug. Wel besef ik nu, dat juist deze limiet mij gedwongen heeft om eigenschappen zeg maar midot dieper dan ooit aan te spreken: vertrouwen, geduld, kracht, doorzettingsvermogen, dankbaarheid zeker deels ook voor de verrassende en hartelijke support uit de kille - , het voelen van verbondenheid met geliefden en vrienden. En dan het besef hoe ik dat al veel eerder in veel zaken intenser had kunnen doen.
In zo'n ziekenhuisbed denk je al gauw verder in je leven terug.
Hoe ben ik nu hier terecht gekomen in dit bed met al die leverproblemen?
Dan zie ik verbanden. Met schrik, soms schuld, dan weer met mildere afstand zie ik de jonge vent die ik was, de eenzame desperate twintiger, die zijn toevlucht zocht in de drugs en de naald. Verder terug, het jongetje, dat zich na de Japanse kampjaren niet meer aan zijn familie kon hechten.
Toch ben ik dankbaar en blij, dat ik dit nu kan bezien met compassie.
De levertransplanatiereis begon op de achtste dag van Pesach. Na veel complicaties en gesukkel gaat het nu beter. Zou het kunnen dat het licht van verzoening en vernieuwing, dat in de maand Eloel zich al verzamelt en waar wij hoop ik allen aan deel zullen hebben ook mijn kant aan het uitgaan is? Dat geloof ik.
Voor het eerst in jaren ben ik er niet bij in de diensten.
Maar ik kan mij voorstellen hoe het vorige jaren is gegaan, hoe het nu gaat voor het eerst in de nieuwe sjoel, dat is natuurlijk uniek! - , hoe het wellicht zal gaan.
Al gaande door de diensten, lang zijn de gebeden, waarschijnlijk is het warm, de menigte zweet, de magen knorren, zijn er momenten en ik zal ze missen of plaatsvervangend meebeleven dat ons ego een barstje zal vertonen, dat het alledaagse wel weten wie we zijn even wegvalt, misschien onder de tonen van de sjofar, of tijdens het Avinoe Malkenoe, of als wij die paar keer door de knieën gaan en ons voorhoofd het stof op de grond raakt, of tijdens de Neïla dienst. Misschien is er dan even zicht op of een bewogenheid door iets oneindig groots, waartegenover wij oneindig klein zijn.
Hoe paradoxaal ook: er ontstaat dan ruimte voor verzoening en vernieuwing.
En mogelijk groeit dan de sfeer van een zekere gestrengheid, waaronder wij in deze dagen door Tora en sidoer en machzor uitgenodigd worden onszelf te verantwoorden, uit tot een altijd die gesteldheid overtreffend mededogen met de naasten, de wereld, maar ook met onszelf.
Mogen wij allen in het komend jaar worden ingeschreven in het sefer ha-chaim en een zoet en voorspoedig jaar in spirit en materie tegemoet gaan. Nazareth (B), 6 september 2010, 27 Eloel 5770
___________________________________________________
Multiculti
Een mooie metafoor van Otto de Bruijne: "De smeltkroes-trend werkt niet. Beter is de 'salade-schotel' waar tomaten en komkommers, sla en olijven duidelijk zichtbaar blijven en toch een eenheid vormen.
310310
Soep!
In een overdenking over voedsel en honger n.a.v. Persach schreef Anat Hofman: "Mahatma Gandhi said, there are people in the world so hungry that God cannot appear to them except in the form of bread, words which strike me at once as true and undeniable, even though I have no idea of what it means to be truly hungry."
Dit werd letterlijk geillustreerd toen ik Somaly Mam , de Cambodjaanse strijdster voor bevrijding van de kinderprostituée's, in een reportage over haar langs de Amsterdamse grachten zag wandelen en ze merkte de grorte hoeveelheid duiven op, die daar rondscharrelden. Gevraagd naar wat ze daar van vond zei ze:"in Cambodje hebben de meisjes altijd honger, als ze die duiven zouden zien zouden ze maar één ding denken: 'soep!'. "
280310
Lack and vessel
to the degree that we appreciate and are conscious of the lack in us
we create a vessel for receiving the light of the creator , zei Michael Berg één van Kabbala broeders uit de Berg familie, die de wereld bestookt met hun gepopulariseerde en gesimplificeerde kabbala uitleg.
Niet zelden sturen ze toch een zinnige gedachte rond in hun mail-brieven, zoals deze. Besef hoe groot je tekort schiet en ga niet down maar apprecieer het. Hoe groter het tekort, hoe groter het vessel (vat = ongeveer bewust verlangen, verlangend inzicht), dat het ontvangen licht kan bevatten.
190310
belangrijke joden
Vandaag kreeg ik weer eens een lijstje gemailed met 'BELANGRIJKE JODEN' .
Het meest nieuwsgierig maakte mij de bewering, dat Stalin een jood is gezien zijn oorspronkelijke naam: Djugashwili (voluit: Josif Vissarionowitsj Djugashwili), waarbij Djuga Georgisch voor jood zou zijn (shwili=zoon), komt neer op zeg maar Joe Jewison....
Ik heb dit nagezocht op internet maar het is echt onzin. Het meest volledige antwoord lijkt gevonden op weblog van het fascistische Stormfront.org (excusez), een post vertaald uit het Russisch:
"Merk op dat in de Ossetische taal, het woord "dzuga" betekent "koppel", "koppel". Een andere etymologie suggereert Gergely Lebanidze. In het artikel 'Wees niet bang voor de test "(Pravda. 1988. September 1.), Schrijft hij dat" Joogh "in de vertaling van de oude Georgische " staal " betekent. En dus, gelooft hij, vandaar het pseudoniem - "Stalin". Unbegaun het niet eens met hem, en beweert dat de bijnaam "Stalin" op geen enkele wijze verbonden is met de naam Dzjoegasjvili, echter, hij oppert (zonder verwijzing naar de bron) een vreemde interpretatie van het woord "Joogh" - "prullenbak." Een andere onderzoeker, een prominent Georgisch schrijver Keith Buachidze, van mening dat "Joogh" niet "staal" betekent, maar een zeer oude heidense Georgische woord is met Perzische tint, waarschijnlijk verspreid tijdens de periode van de Iraanse heersschappij over Georgië".
Nog een citaat uit dit anonieme stuk, een uitspraak van Leon Trotsky (wél een jood): " Leon Trotski, beschrijft Stalin met de volgende woorden: "... ruw onbehouwen karakter, zoals de Ossetiërs, die leven in de hoge bergen van de Kaukasus" (L. Trotski, Stalin. M., 1990. Blz. 21)."
Overigens, typisch aandoenlijk joods trekje om ons bestaansrecht te ondersteunen met lange lijsten van verdienstelijke bijdragers aan het wereldwelzijn, Nobelprijswinnaars, literatoren etc. etc. Merk op dat een belangrijke religieuze figuur er niet op staat: Jesjoe ben Joseef, of wel Jezus.
Het kan allemaal natuurlijk ook tegen ons gebruikt worden...joden zijn uit op de macht, heel slim infiltreren ze in alle lagen van de maatschappij om de heerschappij te veroveren (protocollen van Zion, favoriete mythe van Hitler).
Daarom even ter verlichting deze witz: goed nieuws!
Meneer Cohen zit op een bankje en leest een rechtse en berucht antisemitische krant. Opvallend is een artikel zichtbaar met een antisemitische kop. Cohens beste vriend, meneer Polak, loopt langs, ziet het artikel en stopt geschrokken.
Polak: wat zie ik nou? Die krant kan je toch niet gaan lezen, lees het NIW, dan weet je genoeg!
Cohen: die staat vol met verhalen over antisemitisme, problemen in Israel, problemen in de Joodse Kille (gemeente); ik lees liever goed nieuws. In deze krant staat dat de Joden al het geld bezitten, dat ze de banken in handen hebben, dat ze de media controleren, dat de joden in Hollywood de dienst uitmaken; allemaal goed nieuws!
022010
_____________________________________________________________
Achilles en de compassie
In Boek XXIV van de Ilias van Homerus staat deze scene, waarin Trojaanse koning Priamus de tocht waagt naar de tent van Achilles, die zijn zoon Hector heeft verslagen; Achilles wil het lijk van Hector, die op zijn beurt Achilles liefdesmaat Patroclus heeft gedood niet teruggeven aan diens vader. Priamus smeekt Achilles
"(...)Achilles! Heb eerbied voor de goden! Herinner je vader! Toon in naam van hem mededogen met mij! " Deze woorden bewogen Achilles, en hij huilde, herinnerde zich beurtelings zijn afwezige vader en zijn verloren vriend. Met ontferming bewogen voor Priamus' zilveren lokken en baard, hief hij hem van de grond en sprak: "Priamus, ik weet dat gij hebt naar deze plek bent gekomen geleid door een god, want zonder goddelijke steun had geen sterveling zelfs in de bloei van zijn jeugd deze poging durven wagen. Ik willig uw verzoek in, want ik ben daartoe gebracht door de kennelijke wil van de liefde."
Deze scene vind ik een vroeg icoon voor wat compassie is.
Gezworen vijanden ontmoeten elkaar rond dood en verlies en vergieten samen de tranen voor verloren geliefden; zo is ontmoeting zelfs in barre situaties van extreem heldendom en wraak en weerwraak toch mogelijk.
Ik moet onvermijdelijk denken aan Israel en de Arabieren, de lijken van de omgekomen Israelische soldaten, wier teruggave niet heeft geleid tot wederzijds geuite tranen en menselijke ontmoeting.
RC 031009
Joods Helleens
Natuurlijk simplificeer ik bijna ontoelaatbaar grof, maar sprekend over onze huidige 'beschaving' wordt deze gezien als voortvloeiend uit de Helleense en Joodse bijdrage. De Helleense bijdrage zie ik dan als tweevoudig: het besef van de tragedie, het drama van het menselijk en maatschappelijk leven, dat onderworpen is aan het lot, ja zelfs het noodlot (een loot van de goden).
De tweede bijdrage is natuurlijk het analytisch denken, het gebruik van de rede, dat met Plato en Aristoteles een aanvang neemt en dat hernomen is in de Renaissance en geleid heeft tot onze ongekende wetenschappelijke bloei.
De joodse bijdrage is ook tweeledig.
De eerste is het besef van waarden, tot uiting komend in een ethiek die geworteld is in een transcendent bewustzijn en die zijn bekroning vindt in de tien geboden en de ethische voorschriften van Leviticus 19, waaronder 'Heb uw naaste lief als uzelf, Ik ben de Eeuwige' (dat laatste hoort erbij en stempelt deze 'gulden regel' als een boven individuele overtuiging uitgaand, wortelt het in het transcendente).
De tweede bijdrage is het besef van dat het individu - en ruimer gesteld ieder zijnde - gebed is in relaties, alle fenomenen staan in een context. De mens kan niet los gezien worden van zijn medemens.
Is het een toeval dat de bijdrage van vele joodse wetenschappers juist samenhangt met dat besef van relationaliteit?
Einstein introduceerde de positie van de mens als observator als een factor in de natuurkunde (de relativiteitstheorie). Levinas wees nadrukkelijk op de Ander/het Andere als onmisbaar element in de filosofie RC 031009
___________________________________________________________
globale ideeen
TED.com, een mand vol globaal-planetaire ideeën, toespraken, aansporende vertogen en ook muziek zoals Jennifer Lin, die alle registers van haar orgel opentrekt
sept 09
________________________________________________________
iets heel anders: deze bizarre maar knappe video van belgische animator:
sept 2009 __________________________________________________________
Lees deze toespraak van David Grossman, die als een Samuel tot Shaoel de leiders van Israel toespreekt: http://www.zionism-israel.com/log/archives/00000286.html
aug. 2009
___________________________________________________________ Als jongen was ik heel even heel erg heel stil verliefd op haar en trof dit mooie gedicht van haar op internet:
ik ben wel dood
maar de vogels kunnen het niet weten
wat weten vogels van bederven?
zij zijn van geluid.
zij storten hun kleine kelen
over mijn ontbonden huid
nee vogels weten niets van sterven.
zij hebben een vaag vermoeden van de mist
en van de regen in mijn dode haren.
's avonds aarzelen ze even
voor mijn schaduw aan de blaren
maar gaan weer door met spelen:
een oeroud spel
dat ik als kind niet wist
en niet mocht weten.
Edithe de Clerq Zubli ( † 2008)
aug. 2009
__________________________________________________
Fantastisch mooie religieuze zang en muziek Allah Hu - Live at the World Festival of Sacred Music 2008
with special guest Sukhawat Ali Khan .
____________________________________________________
De Nachtwacht van de Leiestreek
De poliklinieken in het oudere deel van het Universitair Ziekhuis van Gent zouden een goede lokatie zijn voor filmopnamen in een klassiek middentwintigste-eeuws ziekenhuis; lange bleekgemuurde ziekenhuisgangen met gele tegels, waarop de voetstap met een korte holle tik weerkaatst. De lucht is bezwangerd met een vage weeïge medicijngeur.
In één van die gangen huist de poli urologie, waar ik in één van de kamertjes een consult heb met de professor-uroloog over de toestand van mijn blaas.
De specialist is een tengere vijftiger met een vlassig baardje, bril, waarachter een olijke oogopslag. Naast hem zit een piepjonge student, die er wat van op moet steken, van ons gesprek, waarin de uroloog aanvankelijk niet tot vrolijkheid stemmende uitspraken over recidivekansen van mijn onlangs weggebrande blaastumor doet.
Want het gaat uiteindelijk om mijn geschiktheid voor een eventuele levertransplantatie, waar die blaastumor roet voor in het eten gooit. Zo’n recidive kan ik na de transplantatie, waarin het immuunsysteem is platgelegd om afstoting te voorkomen, niet gebruiken. Er is zelfs gewaagd van resectie van de blaas. Maar als ik hem meer heb verteld en hem een document van mijn Nijmeegse uroloog met precieze medische omschrijvingen plus fotootje heb overhandigd, klaart hij wat op.
Hij pleegt een telefoontje met een leverprof.
- Awel, zo’n resectie van de blaas, da’s toch veel te zwaar, concludeert hij tenslotte tegen mij. De lever gaat voor, dat kan levensbedreigend worden, en die tumor, zei hij, ge moet alleszins goed onder control blijven voor die tumor, en als er ene terugkomt moeten wij die aanstonds weer weghalen.
- U bent wel opeens veel optimistischer, zei ik, met gemengde gevoelens denkend aan de nieuwe variant van mijn mogelijk toekomstig medisch traject.
- Natuurlijk, ik heb dit document gezien en ik heb u, de patiënt, gezien en gesproken, zei hij en hij wendde zich uitleggend tot de student, wanneer ge de patiënt niet hebt gezien is het alsof ge iets moet zeggen over de Nachtwacht, hoe kunt ge die beschrijven als ge hem niet gezien hebt?
- ik beschouw het als een groot compliment voor mijn blaas, nu die u aanleiding geeft tot een associatie met de Nachtwacht, zei ik.
Daarover moest de prof, mijn vriendin die naast mij zat en ook ikzelf hartelijk lachen en de student glimlachte bleekjes mee.
- Heb je de Nachtwacht wel eens gezien? Vroeg ik de student, die nee schudde.
- Blijft ge nog in Gent? Dan moet gij naar Emile Claus, er hangt een overzicht van hem in het Museum van Schone Kunsten.
- Emile Claus?
- Ja, da’s een late impressionist, kijk, hoe hij dat licht behandelt … het straalt van zijn schilderijen op u toe, en als ge in de gelegenheid zijt, gaat dan ook naar Deinze, daar in het museum hangt ‘De bietenplukkers’, een groots doek.
Een gouden tip: het lokte mijn vriendin en mij deze ochtendvroege medische episode af te sluiten en op de culturele toer te gaan.
Eerst nog een MRI scan: als een broodje in de oven van het apparaat geschoven met koptelefoon op onderging ik een concert, een alternatieve moderne muziekuitvoering van toeters, tuten, schokkerige soundwaves, afgewisseld met plezant klinkende vlaamse instructies omtrent mijn ademhaling.
In het Gentse museum waar wij meteen naar toe trokken hingen vele doeken van de Vlaamse meester. Zijn belangrijkste schilderijen heeft hij gemaakt tussen 1880 en het begin van de eerste wereldoorlog.
Met de ezel trok hij het nog onschuldige Vlaamse platteland op en trachtte met kunstige, bijna pointillistische toets het licht te vangen, dat vanuit velden en bosschages hem tegemoet scheen, op talloze van zijn werken strijkend langs de tanige lijven van noest op de velden arbeidende mannen en vrouwen. Hooiend, wiedend, vlas plukkend, schaftend of gewoon wandelend langs lommerrijke paden heeft hij ze weergegeven.
Het enorme schilderij ‘De bietenoogst’ wordt gezien als zijn chef-d’oeuvre.
Het hangt, zoals gezegd, in Deinze, in het museum voor Deinze en de Leiestreek, waar nog veel meer Clausen zijn. We zijn naar ook naar dat museum geweest.
In een grote hoge verduisterde zaal hangt het fel aangelichte magistrale doek van zo’n tien bij acht meter; uit de bruine aarde graven vier mannen en een vrouw met een schop de bieten op, die in warrige hopen op het veld verspreid liggen, in de verte staat de boerenkar, waar ze op terecht zullen komen en nog verder weg neigt een lichte hemel van onbestemde kleur naar de herfst.
De donkere zaal met ‘De bietenoogst’ is duidelijk het heilige der heiligen van het museum en ‘De bietenoogst’ is de Nachtwacht van de Leiestreek. vriendin M. voor 'De bietenoogst' van Emile Claus
Donderdag
26 februari samen met vriendin M. vertrokken naar Gent, waar ik
de volgende ochtend, vrijdag de zeventwinstigste, een consult
had met hepatoloog prof. C. over de mogelijkheden van levertransplantatie,
want ja daar moet ik toch ernstig rekening mee houden wil ik de
honderdentwintig bereiken.
Dus die vrijdagochtend met mijn lieve metgezellin op weg naar
het Universitair Ziekenhuis, een enorm complex van niet echt vrolijke
hoogbouwkolossen aan de De Pintelaan. Gelukkig had ik de brief
van het AMC plus CD-rom met scanfoto's net op tijd toegezonden
gekregen.
Prof. C. was een charmante, zakelijke maar ook aandachtige en
menselijke vlaamse dame, die in amper twintig minuten de zaak
afhandelde in die zin, dat ze de essentie van mijn casus tot zich
nam, mij te kennen gaf dat zij de zaak in het team zou bespreken
en mij uitnodigde voor een volgend gesprek op donderdag 19 maart.
Ik was allang blij dat ze niet meteen nee zei.
De middag hebben wij een stadswandeling gemaakt door het centrum
van Gent, een vriendelijke stad met grootsteedse uitstraling,
een prachtig centrum aan de rivier de Leie, waarvan onderstaande
foto's getuigen.
We zijn in de Sint Baaf kathedraal geweest, waar we het zwaar
bewaakte "Het
lam Gods" van de gebroeders van Eyck hebben aanschouwd.
En natuurlijk hebben we lekker gegeten, donderdag in Café
Parti (moderne inrichting en cuisine) aan het Koningin Maria
Hendrikaplein en vrijdagavond aan hetzelfde plein in het idealistische
ecobiologische alternatieve eethuis "Lekker
Gec", prima altenatieve pot, bereid en geserveerd met
medewerking van vele vrijwilligers, sommigen in het kader van
wat een van hen noemde 'resocialisatie'.
Intussen zoemde in mijn achterhoofd steeds vaag een lied over
Gent, dat ik op de lagere school tijdens het zanguur vaak zong,
hoe ging dat ook al weer? Een goede vriendin die vandaag aan de
telefoon mijn Gentse verhaal aanhooorde zong het meteen voor:
"Boven Gent rijst etc", het lied Klokke Roeland, door
Alfred Rodenbach gedicht op de Belfort toren aan de Korenmarkt,
met het beroemde refrein: Tril in uw graf, tril Gentse helden
Gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden
Mijn naam is Roeland, ik kleppe brand
En luide storm in Vlaanderland
M. voor de Graslei
In
de krantenadvertentie van de Stadsschouwburg Amsterdam stond een
aankondiging van nieuwe plannen in gelikte copywriters popi-stijl
verwoord met als toppunt deze zin, die de lelijkheidsprijs krijgt
van de week:
"Zeven jaar heeft het (de verbouwing RC) geduurd, by far
de grootste ingrepen in het gebouw ever"
19 febr. 2009
kosher?
Luister naar schrijver Jonathan Saffran Foer, vegetariër
en aandekaaksteller van deze schandalige praktijken van Joodse
slachterijen:
overdenking
Is de waarheid van je verlichte ziel
• zo dichtbij dat je hem niet herkent?
• zo diep, zodat je hem niet naar waarde kan schatten?
• zo eenvoudig, zodat je hem niet kan geloven?
• zo goed, zodat je hem niet kan geloven?
Over psychische trauma's gesproken, lees dit
interessante
artikel over 'wounded healers' van Paul Levy.
RFA
part 1: a day in the hospital waiting in vain for the operation
English summary: Wednesday September 17 I stayed a whole
day long waiting for the operation on my liver (Radiofrequent
Ablation), originally planned at noon. But emergency cases - car
accidents, caesarian sections - and complications during operation
intervened, so my case as not immediately urgent went down the
list. It was postponed to later in the afternoon. At 5 o'clock
it was communicated to me that this day it was not feasible.In
the Dutch part I give a more extensive description of my chamber
mates and some other circumstances.
Dutch: Krek om acht uur vijftien verscheen ik op afdeling
F7 zuid voor de Radiofrequente Ablatie (RFA), die op mij en mijn
lever zou worden uitgevoerd. Het was de zeventiende september
en de zevende etage van het Academisch Medisch Centrum gaf een
riant uitzicht over het coulissenlandschap ten zuiden van Amsterdam,
waar een zachte zonneschijn geleidelijk de grijze ochtendhemel
naar melkwit aan het strelen was. view from hospital
chamber on the 7th store of the Amsterdam Medical Center
Op de kamer lag een oudere man met een Iranees uiterlijk, magerd
en tenger, nog te dommelen.
Een spaanse schoonmaakster mopte de vloer. Een verpleegkundige
Karin van in de dertig teekte mij in, ze was nog in opleiding
en deed haar eerste dag onder supervisie; ze was zeldzaam onhandig
en met mijn hulp werkte ze zich door de lijsten heen, mat mijn
glucose en bloeddruk etcetra. De 'Iranees' werd door zijn dagverpleegster
met meneer Ali aangesproken. Op mijn begroeting reageerde hij
hulpeloos, hij deed of hij stom was, Engels ging in ieder geval
niet. Hij zag er slecht uit; toen hij later langs mij schuifelde
terugkomend van het toilet groette hij mij toch met een ongelukkige
en onhandige grijns.
Later kwamen er nog twee patiënten bij op de aanvankelijk
nog zo lege ziekenkamer; een man van om en bij de zestig, samen
met zijn vrouw, uit de diepe achterlanden van Limburg gehoord
hun accent - uit Echt zeiden ze later - om geholpen te worden
aan een abces in de alvleesklier en Henk van om en bij de dertig,
een lange niet onknappe vent, die geholpen was aan het vrijmaken
van een verstopte stent in de lever, die bij hem door een aangeboren
afwijking op jonge leeftijd cirrhotisch was geworden. Zo kom je
nog eens nieuwe kwalen tegen.
Mijn
ingreep was geplanned om twaalf uur en vol spanning werd ik opmstreeks
die tijd door de gildebroeder van de beddenvervoerders naar de
operatiekamer gereden; als witte schuiten varen de bedden door
de gangen van het AMC ziekenhuis. Bij de poort van de operatiekamer
kreeg ik na een kwartiertje horen, dat spoedgevallen er tussen
waren gekomen en ik was op de lijst gezakt van twee naar vijf.
Dus mocht ik weer terug naar de verpleegafdeling. Daar wachtte
ik languit in bed liggend en af en toe lezend in de roman 'Badenheim
1939' van de Israëlische schrijver Aharon Appelfeld, niet
echt een vrolijk verhaal over allerlei uiteenlopende Joodse gasten
in een hotel in het vacantieressort Badenheim, Oostenrijk, waarover
de inkzwarte schaduw van de naderende ondergang valt.
Om drie uur werd ik weer naar de operatieafdeling van Radiologie
gereden en lag ik in mijn bed te wachten op de verlossende entree
tot de operatiekamer. Uren gingen voorbij. Een tijd lang had ik
gezelschap van de jonge co-assistent van de verpleegafdeling inwendige
ziekten, die als leerervaring bij de ingreep aanwezig wilde zijn,
maar na drie kwartier gaf hij het op; hij heeft nog wel voor mij
'Badenheim 1939' gehaald, zodat ik deel lezend de tijd doorbracht.
Om vijf uur kwam de radiochirurg prof. A. naar buiten om mij mee
te delen dat het deze dag niet meer zou lukken; allerlei spoedgevallen
- verkeersongelukken, keizersneden - en complicaties bij de behandelingen
waren er tussen gekomen en maakten, dat mijn geval als niet meteen
superurgent vooruitgeschoven was. Ik zou een nieuwe oproep krijgen.
Domper. Kan gebeuren. Anticlimax. Arts prof. A en zijn assisent
B hadden keihard gewerkt, dat was duidelijk. Nog even nasprekend
met B maakten we er maar een grap over.
De gildebroeder van het bedvervoer bracht mij weer terug. Zijn
til en rij-apparaat bleek stuk te zijn en hij moet een nieuwe
halen; dat paste goed in deze dag van persoonlijke tegenslag.
Terug op de kamer bleek meneer Ali bezoek te hebben van zijn gehoofddoekte
vrouw en zoon, ze babbelden lustig en lachten voortdurend. Henk
had een infuus gekregen met antibiotica, er was toch nog een ongeoorloofde
bacterie gevonden. Mijn infuuskraantje werd verwijderd en ik kleedde
mij fluks weer aan.
Op weg naar huis in Nijmegen bedacht ik mij, terwijl de avondlijke
velden van Midden-Nederland aan mij voorbijgleden, dat er over
de hele dag heen al een soort sluier van tegenslag hing. Was dat
mijn persoonlijk karma, had de dag sowieso geen goed gesternte
of was de roman Badenheim 1939 hier debet aan?
september
19 2008
Afscheid
Soms kan de emotie je opeens overvallen.
Laatst had ik dat, toen ik op de televisie Joris Linsen (in zijn
programma Hello Goodbye)
op Schiphol een Surinaamse familie zag interviewen, die oma wegbracht
voor de vlucht naar Paramaribo. De vrouw was al heel oud, over
de negentig, en nog helemaal bij de pinken. Haar gerimpelde bruine
kopje werd bekroond door wit kroeshaar en haar neus werd bezeten
door een bril met enorme glazen. Ze gaf nog snedige antwoorden
aan de interviewer. Omringd was ze door een hele club familie,
dochters, zonen, kleindochters en kleinzonen en een flink aantal
achterkleinkinderen. Allemaal stonden ze in tranen om hun geliefde
omaatje heen; het was duidelijk, dat ze terugging naar Suriname
om daar in haar land van herkomst te sterven.
Het duurde niet lang of ik of ook mijn borst zwol van een diep
verdriet, waterlanders liepen over de wangen, alsof ik mijn eigen
oma zag vertrekken, voorgoed, om haar nooit meer terug te zien.
En eigenlijk was dat ook zo. Het Surinaamse omaatje leek op mijn
eigen oma, de moeder van mijn moeder. Ze had ook een vrij donkere
huid, bijna wit kroeshaar en grote diepbruine joodse ogen. In
haar laatste jaren, toen ze bijna negentig was, had ze een bril
op met sterke glazen , waarachter grote koeienogen mij trouwhartig
aankeken. Sterk vermagerd, uitgemergeld, zat ze in haar leunstoel
in de serre van het huis in Scheveningen, te wachten op de dood.
De stoel tegenover haar was al jaren door haar man, mijn grootvader,
verlaten. Af en toe kwam ik op bezoek, het was begin zeventiger
jaren in de periode dat ik aan opiaten was verslaafd om onbegrepen
innerlijke pijnen te verdoven; een goed deel van mijn inkomen
ging daaraan op. Die bezoeken aan mijn grootmoeder waren beladen
met schandalig opportunistische bedoelingen haar te bewegen mij
geld te geven of te lenen. Altijd deed ze dat, want ik was haar
lievelingskleinzoon.
Dat komt omdat wij samen in het jappenkamp zaten.
Wie drieën, grootmoeder, toen al om en bij de zestig, mijn
moeder, amper twintig, en ik, een kleuter, zaten samen in een
aantal kampen op Java. Mijn moeder moest zwaar werk doen, slavenarbeid,
en werd soms dagenlang gestraft of ze lag weken in een ziekenbarak.
Later zei ze tegen mij: 'voor mij was het een geluk, dat grootmoeder
bij ons was; omdat zij te oud was, werd ze door de Jap steeds
ontzien, als er narigheid was. Zodoende kon ze steeds op jou passen.
Daardoor heeft ze ook steeds voor jou een ander (en heviger) gevoel
gehad, dan voor de andere kleinkinderen. En kon je in haar ogen
geen kwaad doen'.
Die beschrijving is denk ik een understatement: in hevige momenten
van angst, verbijstering, verwarring, verlating had ik toch nog
altijd mijn grootmoeder, ze was de constante factor, een plaats
van troost, een baken van vertrouwdheid. In het najaar van 1945
waren wij weer in Bandung teruggekeerd, grootmoeder was maar net
aan de dood ontsnapt en lag in het ziekenhuis.. In de maand december
konden mijn moeder en ik onverwacht uit Bandung vertrekken naar
mijn vader in India. Spoorslags en in aller ijl werden wij in
een legertruck geladen en in convooi door gevaarlijk gebied naar
het vliegveld gebracht, waar de Dakota stond die ons naar Batavia
zou brengen. Tijd voor een uitgebreid afscheid was er niet. Plotseling
weg van mijn grootmoeder moet ik gedacht hebben, dat vertrouwde
gezicht zal ik nooit meer terugzien, die lieve oma met haar grote,
bezorgde bruine ogen, boordevol onvoorwaardelijke liefde, voor
altijd gaan wij weg van haar; als kleuter had ik nog maar een
heel beperkte tijdshorizon.
Ik kan mij dat overhaaste vertrek niet in beelden herinneren,
maar als een pijnlijke gevoelslaag moet het naar de diepte zijn
gezonken. Een onbegrepen pijn die ik later weer met opium trachtte
te lenigen.
Nu
meer dan zestig jaar later stromen de tranen over dat afscheid.
8 sept 2008
leven
begint vol zin
chemo stuff
Vanmiddag keerde ik terug uit Amsterdam na een verblijf van ruim
een etmaal in het Academisch Medisch centrum. Gisteren arriveerde
ik daar even na tienen om een behandeling van de foute plek op
mijn lever te ondergaan. Om een uur of twee was ik voorzien van
een infuus met een zoutoplossing en antibiotice en gekleed in
mijn moderne kortbroekige pyjama en werd ik luxueus gereden in
mijn ziekenhuisbed naar de afdeling radiologie, waar het team,
aangevoerd door prof. L., mij opwachtte.
De procedure – met de naam chemo-embolisatie - zou zijn
het inbrengen van een hele dunne katheter via de liesslagader
richting lever en de plek des onheils. Daar aangekomen zou een
chemobommetje worden losgelaten, een heel modern spul, chemobolletjes
die zich specifiek zouden richten op de criminele cellen om die
tot afsterving te brengen.
Er werd een ingangskanaal in de lies gemaakt en de reis van de
katheter begon, eerst geleid door de assistent annex leerling
radioloog en daarna overgenomen door de prof. Dat was nog geen
sinecure het geleiden van de katheter door het kronkelig en bochtig
labyrint van bloedvaten. Het duurde wel een uur met veel getuur
op de schermen van de CT scan, die het leidbeeld gaven, een en
ander gepaard met veel gemompel en gebromd onderling commentaar
op de voorspoedige dan wel tegenvallende episodes in het sturen
van het instrument.
Ik hoorde alles toe en leefde uiteraard sterk mee met de handelingen
van de vaardige radiochirurg en zijn pupil. Het vereiste een veel
goede stuurmanskunst maar eenmaal op de plaats van bestemming
was het chemobommetje snel gedropt. Van de kant keken de vertegenwoordigers
van de farmaceutische fabriek, die deze avant-gardistische stuff
hadden geleverd (na aan mij gevraagde en natuurlijk niet geweigerde
toestemming) toe.
Na de ingreep werd een drukverband gelegd om het slagaderlijke
wondje in de lies, en moest ik – eenmaal terug op mijn verpleegafdeling
- 6 uur op de rug liggen met gestrekte benen om de wond de gelegenheid
te geven te dichten. In het begin van de avond kwam mijn goede
en lieve vriendin M. mij opzoeken. Daarna zapte ik wat op de TV
die schuin boven mijn bed gemonteerd op mij toezag, zag o.a. hoe
drie schilders Brigitte Kaandorp op het doek aan het zetten waren
onder leiding van Hanneke Groenteman. Na tienen mocht ik weer
overeind. De nacht was redelijk.
Vanochtend weer een echo en ik mocht meekijken naar het voorlopige
resultaat: waar eerst een witte vlek de tumor aangaf gaapte nu
een zwart gat, wat erop wees dat de chemo op zijn plek zat een
zijn destructieve maar positieve werk was begonnen.
Oef, gelukkig maar, dank aan de prof en toda raba lashamajiem.
De kundige radioloog was ook tevreden en zo ging ik opgelucht
terug naar mijn verpleegkamer en werd even later afgehaald en
naar huis gereden door die lieve M.
Wie blijft je nou bij van zo’n dag AMC?
Natuurlijk professor L., een bedaarde vijftiger, zich afkomstig
uit Groningen bekennend toen ik naar de herkomst van zijn naam
vroeg.
Zijn verpleegkundig assistent K., een kwieke en vrolijke landgenoot
van Chinese afkomst.
De baliemedewerkster van de verpleegafdeling, vooral door het
heerlijke vette Amsterdams accent en haar knappe snoet, omlijst
door een helblonde haar-waterval, en onberispelijk lenig figuurtje
waarmee ze levendig door afdeling danste; ja ze moet vroeger in
zo’n beat dansgroep hebben gezeten, ze was bij nader toezien
toch al om en bij de veertig.
De verpleger, die mij ’s-avonds onder zijn hoede had, Y.
geheten, een pikzwarte man van medio twintig.
Hij was geboren in Rwanda en op zijn zestiende hier gekomen. In
de tien jaar dat hij hier was had hij perfect Nederlands geleerd.
Wat zou zijn verhaal zijn…
Op de kamer, die een weids uitzicht over het Amstelland bood,
lagen twee oude heren. Een daarvan was meneer Harry de K. , 81
jaar, die hier voor zijn ontstoken voet was. Was ooit in zijn
jonge jaren een ‘wagon opgekomen’. Altijd last van
gehouden vele ziekenhuisbezoeken, en vooral de laatste jaren als
zware diabeet werd het een ramp. Een spraakzaam man, voortduren
in gesprek met de verpleegsters die om de haverklap iets medisch
met zijn zware lijf moesten doen, en ook met zich zelf bleef hij
in gesprek als ze weer weg waren, ‘…ach ja, zo gaat
dat …’of dergelijke verzuchtingen ontsnapten constant
zijn markante hoofd met nog veel haar en een haakneus. Gister
zei hij al jaren in een aanleunwoning in Purmerend te wonen, alleen
en hij maakte de indruk van een eeuwige vrijgezel; een van de
eerste dingen die hij zei was dat het met zijn ongelukkige voeten
niet meer mogelijk was buiten de deur te komen om een vrouwtje
te vinden. Maar vandaag op de valreep bleek dat hij tientallen
jaren getrouwd was geweest (en gescheiden), zes dochters en één
zoon had, die chirurg was in Boston. En wat was zijn passie geweest:
dansen. ‘Maar ja dat kan niet meer, een beetje schuifelen
nog, maar welke vrouw wil dat nog met mij’. En ik keek naar
die ongelukkige voeten van hem, die omzwachteld waren met watten
en verbanden, het leken wel twee grote bokkepoten.
Byron Katie en God
Dit is wat Byron Katie zegt:I
love God. And God is what is. I weep at my devotion. Because the
good in it is so clear to me. Nothing happens that is
not for the good. And if I can’t see that, I’m insane,
and I suffer.
Dans mee met Matt, leuk kleurrijk,
verbindend, speels, planetair:
Is
God een persoon?
Volg
deze interessante uiteenzetting van prof. Moshe Halbertal, weliswaar
storend onderbroken door de interviewer
Karl
Barths ’Römerbrief’ uit 1922
In dagblad Trouw schrijft Erik Borgman over Karl Barths ’Römerbrief’
uit 1922: "Voor
Barth was het optimistische idee van een synthese tussen cultuur
en geloof principieel onmogelijk; God is de ’geheel Andere’,
voor mensen nauwelijks te bevatten. Wie er anders over denkt,verwart
geloof met religie, meent Barth, en maakt zich schuldig aan ’natuurlijke
theologie’."
Dat
doet toch heel erg denken aan Emanuel Levinas' opvatting over
G-d als de volstrekt Andere. Ik vermoed dat de opvattingen van
beiden, al zal Barth vanuit christelijke traditie en met christelijke
terminologie schrijven, niet eens zover uit elkaar liggen.
Zou
ik meerdere levens hebben dan zou ik mij gaag in de Brief aan
de Romeinen van Barth willen verdiepen.
5
juli 2008
Noam
Chomsky en Israël
Laatst zag ik een interview met Noam Chomsky, de beroemde linguist
en politieke criticaster van Israel en de USA. Ik verbaasde mij
over zijn rabiate kritiek op Israel, temeer daar hij stelde dat
hij in zijn jeugd een zionistische activist was; verder stelde
hij, dat zionisme inhield, dat je tegen een Joodse staat was.
Daarom heb ik - zij het snel en oppervlakkig - op internet wat
bij elkaar gesurfed vanuit de vraag hoe dat nu zat met Chomsky
en het zionisme. Veel info vond ik op een site
van het MIT.
Dat
gaf een kijkje in de complexe wereld van Joodse zionistische groepen
voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten
en het toenmalige Palestina. En dan blijkt hoe de meeste zionistische
groepen in die jaren diep geworteld waren in het socialisme en
dan vooral het communisme in zijn verschilde gedaanten, Trotskisme,
Leninisme, Stalinisme en ook anarchisme. Een van die groepen,
die vooral aan de amerikaanse universiteiten floreerde was 'Avukah'
(fakkel), een andere was 'Hashomer Hatzair', die in vele landen
en ook in de US veel aanhang had. In die groepen was het socialistische
ideaal belangrijker dan Joods nationalisme, dat zelfs afgewezen
werd als een kapitalistische uitwas.
In het spectrum van opvattingen was aan de ene pool nog wel plaats
voor een Joodse staat in Palestina, maar dan op socialistische
basis met een bevolking waarin Joden en Arabieren geheel gelijkwaardig
zouden samenwerken. Aan de andere pool was men tegen een Joods
karakter van de natie: het zou een neutrale staat moeten zijn
voor zowel Joden als Arabieren. Er was vooral voor de oorlog -
ondanks de toen al bestaande spanningen en terroristische voorvallen
- nog hooggestemd idealisme over hoe een Joodse voorhoede de Arabieren
uit hun feodale toestand zouden kunnen bevrijden.
Chomsky was geen lid van deze groeperingen maar er wel aan gelieerd
en erdoor beinvloed door zijn intellectuele vrienden.
Toen de staat Israël werd gesticht in 1947/1948 was hij tegen.
Hij was bang dat de socialistische instellingen zouden verdwijnen
en dat het binationale karakter van Palestina geen kans meer zou
maken en zou wijken voor een overheersend Joodse en door de Joodse
religie bepaalde staat. Toen hij korte tijd in Israël woonde,
in 1953 en dacht over vestiging aldaar, zag hij dat niet-Joden
makkelijk gemarginaliseerd werden.
Tot zover deze inventarisatie van Chomsky's zionistische achtergrond.
Gezien Chomsky's uitlatingen in het vermelde interview lijkt het
of hij de anarchistisch-zionistische idealen uit begin-veertiger
jaren van de vorige eeuw nog onveranderd als meetlat gebruikt
om de staat Israël te beoordelen.
Al in december 1947 sloeg het uur van het compromis: toen de onafhankelijkheidsverklaring
in aller ijl moest worden gesmeed zag Ben-Gurion zich gevangen
tussen religieuze gedelegeerden, die eisten dat de Eeuwige zou
worden vermeld en marxisten die daar niets van moesten hebben;
Ben-Gurion vond het compromis door te in de verklaring op te nemen
'ons vertrouwen in de Rots van Israël'.
Intussen heeft Israël zich ver verwijderd van die natie van
socialistische kibboetsen, pioniers en idealisten. Chomsky merkte
bitter op, dat Israël is veranderd in een kleine replica
van van het rücksichtloos kapitalistiche Amerika. De pioniers
ploegen niet meer bezield door een socialistisch ideaal in weerbarstige
grond, eten niet collectief in de gezamenlijke eetzaal en staan
de kinderen niet meer af ter collectieve opvoeding.
Israël is overgeschakeld van het zionistisch ideaal naar
een koortsig kapitalisme. Nieuwe technologieën spelen daarbij
een belangrijke rol.
New York Times columnist Thomas Friedman, op bezoek in Israel,
meldt in een column
van 8 juni, hoe de booming business van de IT technologie
volgens hem de garantie vormt voor overleving in het boze Midden-Oosten:
Israël is overgeschakeld van sinaasappel op software, van
Jaffa op Java. Internationale concerns van naam investeren in
Israëls digitale ondernemingen en stichten research en development
afdelingen.
Na de USA, Europ en China trekt Israël het meeste durfkapitaal
($ 572 miljoen, 1/3 van Europa en niet veel minder dan China)
aan voor investeringen in startende ondernemingen.
Op een of andere manier kan ik de bitterheid van Chomsky begrijpen.
Niet inzover het betrekking heeft op het niet gerealiseerd zijn
van een of andere zionistische vorm van communisme, marxistisch-leninisme
of anarchisme, zaken die hopeloos gefaald hebben als menselijke
samenlevingsprojecten. Wel inzoverre het ideaal van een humanistische
samenleving waar religie, nationaliteit, afkomst geen barriere
vormen voor het in gelijkwaardig werken aan een gemeenschappelijke
welvaart en een wederzijs welzijn verre van verwezenlijkt zijn.
Maar ook kan ik een gevoel van trots niet vermijden, als ik lees
hoe het vernuft in Israël toch steeds weer nieuwe wegen vindt
om zich te manifesteren in produkten die wereldwijd hun nut bewijzen
en afzet genereren.
Maar dan houdt ik mijn hart weer vast en vrees voor het doorzetten
van het amerikaans kapitalisme in een ongebreideld en onspiritueel
materialisme, dat geen oog heeft voor andere zaken dan de eigen
lust en luxe. Het religieus isolationisme en het extreme exclusivisme
van de Charedim biedt daar toch geen oplossingen voor. Een middenweg,
waarin moderniteit zich paart aan enige erkenning van een transcendentale
bedoeling met Jodendom, Israël en de wereld, daarin moet
het toch gezocht worden.
Het moet iets te maken hebben de opdracht aan de Israëlieten
in Ex. 19:6 om een heilig volk te zijn. Israël - zowel de
staat als het internationale Jodendom, het klal Jisraeel - heeft
een missie in de wereld, een taak die uiteindelijk ten goede is.
Een soort Jesajaanse visie moeten we niet kwijt raken; niet zozeer
hoeft dan niet de leeuw naast het lam te liggen - laat de leeuw
de essentie van zijn leeuw zijn behouden en ook het lam - , maar
een groter wonder zou zijn dat Israël in vrede en vreugde
met zichzelf samenleeft en, last but not least, met Arabieren
en Iranezen en een zegen kan zijn voor de omwonende naties.
Dat is natuurlijk nog heel ver weg, maar onvermijdelijk leidt
de weg daarheen.
Wat ik Chomsky kwalijk neem is dat zijn hart voor Israël
zo kil is en dat zijn zionistische desillusie stremt tot extreme
standpunten, waar uiterst links en uiterst rechts elkaar lijken
te raken.
RC 28 juni 2008
3
romans
De
laatste weken weer eens romans gelezen.
Mystiek lichaam van Frans Kellendonk.
Hilarische verstrikkingen tussen vader,zoon, dochter en haar Joodse
partner van wie ze een kind krijgt. Samen is die groep verenigd
in de villa van de vader en ze teisteren elkaar met hun frustraties,
dromen en vooroordelen. Zowel de ooit katholieke familie als de
Joodse gastvriend worden meesterlijk over de hekel gehaald. De
roman is op bepaald niveau vol symboliek en metafoor voor maaatschappelijke
en religieuze verhoudingen. De beschuldiging van antisemitisme
lijkt mij ongegrond.
Alle partijen krijgen hun gram. Gelijke monniken, gelijke kappen,
als ik dat beeld kan gebruiken.
Tijdperk van Wonderen van Aharon Appelfeld. Vanuit het
perspectief een man die zich zijn jeugd als dromerig en sensitief
kind in het Oostenrijk van de dertiger jaren herinnert en beschrijft
hoe het net van het antisemitisme en de ondergang zich onontkoombaar
sluit rond zijn Joodse vader, die als volstrekt zich geassimileerd
wanend bekend schrijver de tekenen des tijds hardnekking ontkent.
In sensitieve waterverfkleuren geschilderd komt het proces van
langzame uitstoring naar onvermijdelijke ondergang extra schrijnend
naar voren.
Omtrent Deedee van Hugo Claus stond jaren ongelezen in
mijn kast.
Ter nagedachtenis aan de pas overleden schrijver van de plank
gepakt.
Een boek waarin de door en door Vlaamse familie Heylen bij elkaar
komt in de pastorie van de pastoor (met bijnaam Deedee) om de
sterfdag van Moeder te herdenken, een glaasje te drinken en Deedee
doet allengs gewoon mee. De pastoor, de broers, zussen, aangetrouwde
Italiaanse man en een van de kinderen, puberzoon Claude, raken
steeds meer verzeild in uitspelen van oude frustraties in een
wat schimmige en dichte sfeer van tevergeefs verhulde erotiek,
in de beschrijving waarvan Claus in zijn element is. Dramatisch
eindigt alles in de zelfmoord van de homoseksuele zoon Claude
die tevergeefs de pastoor (vermoedelijk zelf ook homo) om hulp
aanklampt. Een voorproeve van 'Het verdriet van België'.
Ik trof op het in dit opzicht onvolprezen internet een passage
aan uit een oud
interview van H.U. Jessurun d'Oliveira met Claus deze passage
aan: "Omtrent Deedee is mijn meest realistische boek, althans
realistisch in de zin waar wij het over hebben. Omdat dat vrijwel
volgt wat ik meegemaakt heb. Ik heb veel achtergronden ingevuld
die er niet waren, maar de story is... ik was erbij."
RC 090408
engelen
de liefde splinters bliksem
boorden zich in zand, engelzaad
dat was ooit voor het begin
nu hokken verloren achter
uniformen van leerhuid
verscholen in karaktervlees de engelen,
vergeten achter maskers van staal,
gezegeld met rode hars
gedoofd in pluche bandages,
smeulen ze nog
schroeien een pijnpunt
een steek in de zon
een barm in het hart
ook in mij in jou
boezemen ze ruimte
bloesemen uitslag
zweren ze geestig de leegte
ijlen een rebus
vrij me ijver me los verlos
mij
Gent
gevel
aan de korenmarkt
Sint
Baaf
Graslei
lam Gods, altaarstuk door gebr. van Eyck
"As nothing is more easy than to think, so nothing is more difficult than to think well". (Thomas Traherne)
" Try not to become a person of success, but a person of value.
Tracht geen succesvol persoon te worden maar een waardevol persoon."
(Albert Einstein)