De
Snoge
a visit to the Portuguese-Israelitic Synagogue in Amsterdam
Ik dook op uit een van de metrouitgangen van de halte van het
Waterlooplein, Amsterdam, en stond ter hoogte van het Joods Historisch
museum.
De plek heet officieel het Mr. Visserplein, maar het is in feite
een warrig verkeersknooppunt, omringd door zeer qua stijl uiteenlopende
bouwsels; mijn blik pant als een camera van links naar rechts,
eerst de uitloper van de vlooienmarkt op het Waterlooplein, dan
de barokke Mozes en Aäronkerk, de nieuwbouw aan het begin
van de Jodenbreestraat en dan de zakelijke glas-en-pastelgroene
gevel van de Nederlandse film- en televisieacademie. Tenslotte
de Portugees-Israëlitische synagoge, de Esnoga, kortweg de
Snoge, vierkant en onbewogen temidden van deze dissonante reeks.
Ik veranderde mijn plan. Daar, in de Snoge, ga ik nog eens keer
kijken. Het veiligheidssluisje door, het voorgebouwtje in met
het winkeltje om een kaartje te kopen.
De gepeperde entreeprijs beschouw ik graag als tribuut aan mijn
eigen Portegiese achterland.
Dan de Snoge zelf in via het tochtportaal en de zware houten deuren.
Een enorme ruimte opent zich, een compositie van oud steen en
oud hout, geaccentueerd door het glimmend koper van de vele luchters,
het al belicht door ramen van oud glas. De lucht is hier ook eeuwenoud
en de tijd heeft hier even geen vat, het rumoerig Amsterdam van
2005 heeft bij het voorportaal halt gehouden. Een heel ver voorbij
hangt hier binnen deze muren bevroren, het is ook killer dan het
lenteachtige en zonnige buiten. Een engels fluisterende veertiger
met vrouw en kind wandelt ook rond, het jongetje van plusminus
negen maakt voortdurend foto's met zijn mobieltje, ze zijn de
enige medebezoekers, o ja tegenover mij aan de andere kant zit
een man stil te zitten op een van de houten banken, misschien
doet hij aan Joodse meditatie.
Het mooiste vind ik misschien wel de koperen luchters, de drie
grootste hangen in een rij, van de ingang aan de ene kant naar
de volumineuze Heilige Ark van Braziliaans hout aan de andere
kant. De enorme luchters glimmen als hemels goud en geven met
hun krullende armen een luchtige draai aan de strenge sfeer van
het oude geloofsgebouw.
In mijn gedachten zie ik eens in de week vrome werksters met koperpoets
en wrijfdoeken ladders of trappen bestijgen om het koper weer
tot opperste glans te poetsen.
In de Snoge is geen electrisch licht en bij alle zitplaatsen in
de houten banken zijn koperen kaarsenhouders geplaatst.
Dat draagt aan de tijdloze sfeer niet gering bij.
Er worden in deze ruimte nog diensten gehouden, o.a. op de Hoge
Feestdagen, verder komt de Portugees-Israelitische Gemeente voor
haar bijeenkomsten al sinds lang in een kleinere ruimte in de
omringende laagbouw bijeen.
Hoe lang zal de Snoge het nog volhouden in werkelijke dienst te
zijn alvorens het echt als museum in het verleden wordt bijgezet?
Als ik de ruimte verlaat komt er net een viertal nieuwe bezoekers
binnen: drie hele oude vrouwtjes, in wat sjofele donkere kleding,
klein en gebogen en met goedkope pruiken op, sjeitels. Met hun
is een middelbare man met hoed en schouwdraden (tsitsiet) hangend
vanonder het colbert van zijn pak, de zoon of misschien wel de
kleinzoon van één van hen, denk ik. De hele oude
vrouwtjes spreken soms Ivriet en soms Engels met elkaar. Een reunie,
fantaseer ik, drie zusters, een uit Israel en twee uit een vrome
wijk in New York, bijvoorbeeld Crown Heights, en ze zijn op reis
op kosten van hun affluente kleinzoon. Nog een keer samen en dan
is het voorbij.
Hoever ben ik ook al een eind voorbij, peins ik, als ik het zonnige
Amsterdam weer instap, ik ben duidelijk in een melancholieke stemming
geraakt en laat me graag overspoelen door de bonte chaos van de
Waterloopleinmarkt, waar ik even later langs de kramen aan de
wandel ben.
luchter in de 'Esnoga'
maart 31


Een
uitgekiende outfit
Op geen enkele leeftijd luistert de stijl van je kleding zo nauw
als op je zeventiende, achttiende. Ieder detail moet voldoen aan
je voorkeur van de stijl die je in die periode aanhangt, als alles
klopt betekent dat het hoogste geluk, zo niet dan breekt diepe
ellende baan.
Wat
ik zo al aan had in de loop van al mijn levensfasen, ik zou het
allemaal niet meer weten en van veel belang is het ook niet, maar
mijn favoriete garderobe van rond mijn zeventiende staat me nog
precies bij. Ik kan niet nalaten hier nog eens naar terug te mijmeren.
Mijn
smaak grensde in die periode aan het dandy-achtige, speciaal type
colbert, exclusief overhemd, das, vest type gilet, broek van speciale
snit. Merkwaardigerwijs bestond mijn favoriete uitdossing voor
een belangrijk deel uit tweedehands spullen, maar wat voor tweedehands.
Mijn
geliefde colbert jasje was een camelkleurig exemplaar van heel
zachte stof met brede schoudervullingen en een tweeknoopsluiting;
ik had het uit de klerenkast van mijn grootvader losgepeuterd,
hij had het nooit meer aan en het stamde waarschijnlijk nog uit
zijn frivole jaren van voor wereldoorlog twee. Ook uit die kast
afkomstig waren twee overhemden.
De een was van echt linnen, crèmekleurig en had hele lange
boordpunten, wat je nergens zag. Die boordpunten hield ik samen
met een speciaal boordenklemmetje, een mooi donkerzilverkleurig
staafje met twee clipjes aan de achterkant, iets waar ik in de
stad heel lang naar gezocht had. Het andere overhemd was lichtstaalblauw
met witte strepen, ook vrij zeldzaam van uiterlijk in die tijd.
Ook een derde overhemd moet ik nog noemen. Het was meer een soort
poloshirt van katoen, met een boord en een split met knoopjes
tot boven de navel; het shirt had een opvallend blauwwit pied-de-poule
patroon.
Mijn
vader had het in 1946 uitgedeeld gekregen in Ataka; Ataka was
een dorpje vlak bij het Suezkanaal. De Nederlandse regering had
daar voor de repatrianten uit de krijgsgevangenkampen in Zuidoost
Azië een depot ingericht met voornamelijk winterkleding voor
de berooide terugkeerders. Ook wij behoorden daartoe. In Bombay
waren we na maandenlang wachten aan boord gegaan van de 'Otranto',
die na zijn tocht door de Rode zee stopte in het Suezkanaal. Wij
gingen voor een paar uur aan wal en bezochten het kledingdepot.
Vaag kan ik mij nog een enorme loods met eindeloze kledingstapels
en -rekken herinneren.
Het blauwwitte pied-de-poule shirt, dat mijn vader daar kreeg,
maar later nooit meer aanhad, had ik stilzwijgend overgenomen,
ik noemde ik het mijn Ataka-shirt.
Zo
droeg ik al jong de stof van vorige generaties om mijn tors.
Ze stonden wel heel kek, die overhemden, onder dat camelkleurige
jasje. Een speciaal accent gaf het vest dat ik eromheen droeg.
Ik had er twee, een bruin suede en een zwart vest, dat laatste
was mij het liefst, van soepel zwart fluweel was het.
De das die ik daarbij droeg was onveranderlijk zwart. Het moest
perse een hele smalle das zijn en daarom knoopte ik hem omgekeerd,
het smalle uiteinde naar buiten en het brede uiteinde moffelde
ik onder het front van mijn overhemden weg.
Wat ook heel smal moest zijn waren de broekspijpen. Dat was toen
helemaal in overeenstemming met de mode van de zogenaamde nozems,
we spreken tenslotte over 1958.
Het was moeilijk om daaraan te komen. Een broek van een soort
subtiel donker manchester voldeed daar enigszins aan, maar ik
had mijn zinnen gezet op een echte zogenaamde kachelpijpbroek.
Daarvoor was de interventie van mijn moeder onontbeerlijk. Zij
was echter fervent tegen mijn modernistische fratsen gekant. Als
ik mij goed herinner kwamen mijn dreigementen al aardig in de
buurt van suïcide, als ze niet de pijpen van een donkergrijze
broek van mij tot kachelpijpbreedte zou innemen. Uiteindelijk
nam ze zuchtend plaats achter haar naaimachine, nog een ouderwetse
Singer trapnaaimachine, met zo'n mooie trapplaat met sierlijke
gietijzeren krullen. Zeer gelukkig was ik met mijn broek, die
ik zittend op de grond moest aantrekken om zo de pijpen met wat
duw en trekwerk over kuiten en dijen heen te werken.
Mijn favoriete schoenen waren ook vrij uniek, halfhoge zacht oranje
suède laarsschoenen, die ik met mijn moeder in de Haagse
city tijdens de uitverkoop kennelijk een keer zag staan, onmiddellijk
uitverkoos en vermoedelijk onder veel moederlijk protest kreeg.
Al
met al een wat excentrieke outfit, die zo tegen mijn negentiende
stuctureel trouwens vervangen werd door het militair tenue, toentertijd
het ruwstoffen, mosgroene zogenaamde veldgrijs.
Ik vergeet nog de bovenkant, het kapsel. Eind vijftiger jaren
was nog alom voor jongens de opgeschoren nek gangbaar. Voor een
kleine avantgarde van jongeren was dit het toppunt van horribele
burgelijkheid en zo werd de Beatle-mode al voorafgeschaduwd door
het streven, ook van mij, het kapsel achter in de nek gedekt te
houden. Het resultaat was wat in de media het Cesar- , Nero- ,
of Napoleonkapsel werd genoemd.
De enige kapper in Den Haag die begrip had voor een goede dekking
van zij- en achterkant van het hoofd was kapper Henk in de Heerenstraat
in de Haagse city. Hij vroeg wel beduidend meer dan de kapper
om de hoek, maar je van achter gedekt te weten werd door mij als
absoluut noodzakelijk ervaren.
(Tot mijn wanhoop bevond zich tussen dat kapsel en mijn frivole
boord een gezicht dat geplaagd werd door hardnekkige jeugdpuistjes)
Deze hele outfit was voor vijftig procent een zuiver narcistische
aangelegenheid. Voor de andere vijftig procent was de bedoeling
– in samenhang met mijn subtiel naar voren geschoven imago van
jonge dichter – indruk te maken op de meisjes.
Daarover zal ik een andere keer verhalen, maar ik kan wel verklappen,
dat aan de kleurige bloem van mijn presentatie toch meer bijen
voorbij vlogen, dan ik stiekum wel had gehoopt.
maart 12

Eline
mailt (14 april):
Dag Rob, leuk jouw site. Ik heb deze met plezier bekeken. Ik heb
genoten van je verhaal over het ziekenhuis. Arme mannen ... Ook
heb ik met veel plezier je stukje over je outfit gelezen toen
je ongeveer 17 was. Ik kan me mijzelf uit die tijd ook wel herinneren
in een "Jezushemd" van ecru katoen en een bruine fluwelen broek,
kettinkjes van gekleurde kraaltjes (een must) en woeste haren.
Alleen in die combinatie "telde ik mee ..." Jammer dat je er geen
foto bijgezet hebt. Ik ben wel nieuwsgierig naar hoe je er toen
uit zag! Groet Eline
met
het koor Hatikwa naar Zwolle
Ook op 5 maart j.l. was Nederland nog dik onder de sneeuw, in
de greep van een late winter en al een tijdje in de ban van een
lichte paniek over gladde wegen en ontregelde treinen.
De zangers van het koor ‘Hatikwa',
het Nijmeegse koor met het Joods repertoire, hebben zich daardoor
niet laten weerhouden om Zaterdagmiddag in de auto's te stappen
en vanuit Nijmegen te vertrekken naar Zwolle om daar de geplande
uitvoering te geven in de synagoge aan de Samuel Hirschstraat.
Het koor is twee jaar geleden opgericht. Het is een gemêleerd
gezelschap van Joodse en niet Joodse deelnemers, mannen en vrouwen,
geoefende zangers en betrekkelijke nieuwkomers in zangland. De
binding bestaat uit enthousiasme voor het Joodse repertoire dat
bestaat uit een aantal liederen uit de Joodse eredienst, Jiddische
liedjes en Ladino liedjes
Over de A-50 rijdt ook ik langs de Veluwe. De wegen zijn prima.Aan
weerszijden zijn de velden wijds en wit. Aan de loodgrijze hemel
is waarachtig een vage namiddagzon bleekjes verschenen en heeft
aan de witte sneeuw een heel lichte roze weerschijn gegeven.
Samen met mij reizen medeleden tenor Nico en sopraan Mieke.
Mieke is vandaag jarig en in de auto verorberen we Mieke's zelfgebakken
vlaaipunten.
Intussen behandelen wij politieke onderwerpen, kooraangelegenheden
en zoals gewoonlijk is ook een deel van de interactie gewijd aan
de woordspelige grappen van Nico, zijn handelsmerk.
Intussen zijn we via een puzzelrit door het pittoreske centrum
in Zwolle aangekomen bij de synagoge, aan de Samuel Hirschstraat,
genoemd naar de rabbijn van de Zwolse kehille tot 1941. 
De gevel van de sjoel is markant.
De
Zwolse synagoge is een mooi voorbeeld van Hollands-Joodse fin
de siècle architectuur. Het is een ruim gebouw met ramen,
geïnspireerd door de twee tafels van de tien geboden, een
thema dat terugkomt in de balustrade van het balkon, oorspronkelijk
het vrouwenbalkon en nu ingericht als een klein museum met rituele
objecten uit de regio, die gered zijn van vernietiging door de
Duitsers en een hoekje van het balkon dient als gedenkplaats voor
de omgekomenen in de Tweede Wereldoorlog.
Het weggetje naar de ingang van de sjoel is glibberig en glad.
Het doet vrezen dat de winterse omstandigheden een aantal met
name oudere sjoelbezoekers zal weerhouden vanavond te komen.
Inderdaad zitten er in de zijbanken van de zaal niet veel mensen,
zo'n twintig á dertig, als het koor omstreeks half acht
begint.
Begeleidend pianiste Lana Farber-Fishman heeft achter de piano
plaats genomen, een van de koorleden treedt ook op als aankondiger
(dat ben ik, onverwacht daartoe gevraagd door de dirigent), en
dan heft Joop Veuger de handen als beginsignaal voor het eerste
lied, ‘Avinoe Malkenoe', een verkorte versie van het inkeerlied
van Rosj Hasjana en Jom Kipoer.
Een gevarieerde reeks liederen volgt, ik noem willekeurig een
aantal:
‘Dodi li', een korte heftige minnezang op basis van een paar regels
uit het Hooglied,
het schrijnend Jiddisch slaapliedje ‘Mach Tsoe di eigelech',met
een solootje gezongen door Marie Christine, die ook nog het Sjlomo
Artzi lied 'Gewer holech le-iboed' voor haar rekening neemt,
het jiddisch partisanenlied ‘Sjtil die nacht is ojsgesjternt',
deels solo gezongen door Nico, die ook 'Oj Dortn', een jiddisch
lied van liefdesverlangen, voor zijn rekening neemt. Dan hebben
we b.v. nog het Ladino liedesliedje ‘Abre tu puerta cerrada' (hoofdrol
voor Karin en Dorothee),
‘Ose sjalom bimromav', het Ladino liefdesliedje uit de Sefardische
Levant ‘Los caminos de Sirkedji'.
Ik mag een van de strofes solo zingen van 'Adon Olam', oeroud
lied en eerbiedwaardig onderdeel van de joodse eredienst.
Meda zingt heel mooi het melodisch begin van 'Cuando el rey Nimrod',
een Ladino lied rond de legende van de geboorte van Avraham Avinoe.
Lana
Farber verzorgt een pianistisch intermezzo en Joop Veuger zingt
met zijn imposante bas nog drie liederen van Maurice Ravel, waaronder
diens versie van het Kaddiesj.
Volgens traditie wordt het optreden afgesloten met het poëtische
en nostalgische ‘Jeroesjalajim sjel zahav', Jerusalem of gold,
dat klinkt als een klok in de mooie akoestiek van de sjoelzaal.
Zuchten
van verlichting onder de koorleden, we kijken elkaar aan, het
ging niet gek, hartstikke goed zelfs, beter dan ooit. Benieuwd
naar reacties van het publiek.
Lisa, die als toehoorder ons koor van het begin heeft gevolgd:
een hele stap vooruit, jullie zijn merkbaar vooruitgegaan, het
klonk nu als een geheel.
Optimisme vaart door de gelederen, wij zijn klaar voor een groter
publiek.
In een voldane stemming gaan wij ons weegs door de nacht.
zangeressen van Hatikwa in goede stemming na het optreden
in de Zwolse synagoge
maart 6, 2005


Een
korte ziekenhuisserie (namen en
sommige details zijn om privacyredenen veranderd)
mijn
buurman Ko
Het begon met wat ik dacht dat buikgriep was met koortsigheid
en malaisegevoel, maar na een paar dagen bleef dat drukkerig wat
pijnlijk gevoel in de onderbuik doorzeuren, wat mij naar de huisarts
bracht. Dinsdagochtend was dat en toen het huisartsenlab in mijn
bloed geen tegenbewijs vond tegen vermoedens van een blindedarmontsteking,
regelde mijn huisarts, dat ik meteen die namiddag terechtkon bij
spoedeisende hulp voor nader onderzoek. Tegen middernacht, na
een echo, een CT-scan, vele interviews, vragenlijsten en uren
wachttijd, belandde ik niet in mijn eigen bed - zo denk je al
gauw - maar in een bed van de afdeling onduidelijke gevallen,
op kamer 26, gebouwdeel D, van het Academisch Ziekenhuis. Met
als taak om om de zoveel tijd een glas te drinken uit een enorme
kan met lauwzoet vocht om mijn ingewanden te prepareren voor nader
onderzoek.
Na een doezelnacht bleek ik mij te bevinden in het gezelschap
van drie andere patienten, die ik alleen nog vaag kon horen, omgeven
als mijn bed nog was door gele gordijnen.
Een wat neuzelige mannenstem vertelde over hoe hij twee keer getrouwd
was geweest en twee keer belazerd, de laatste keer had hij een
zendertje in de telefoon ingebouwd, waardoor hij precies kon traceren
welke vreemde man er tijdens zijn afwezigheden aan de lijn was.
Hij vertelde het als een soort volkse conference, niet ongeestig
gebracht.
'we hebben een nieuwe gast geloof ik', zei hij en mijn onthulling
uit het gele gordijnen kamertje leek onafwendbaar.
Zo
maakte ik even later kennis met Ko M., een korte stevige zestiger,
in een wat morsig jogging pak, met wat rossig kort opstaand haar,
grijzend aan de slapen en een vaag baardje op de kin. Een oog
was wat scheef weggedraaid en duidelijk blind.
'diabetes', zei hij en er volgde een lang relaas over hoe de goeie
afstelling van insuline voor hem maar niet te vinden was, daarvoor
was hij hier, en nog veel meer verhalen volgden over een oogoperatie,
een kunstoog dat naar boven was geschoten, et cetera.
Dat vertelde hij allemaal met wat ik maar zal noemen de humor
der bitterheid, af en toe struikelend in wat gebrabbel als zijn
vebeten kaken, waarin vermoedelijk een slecht zittend gebit, zijn
woordenvloed niet kon bijhouden.
Ko kon met praten niet meer ophouden, zelfs in zijn slaap bleek
hij verder te praten met zich zelf in een voortdurend murmelen
van ha?, hm hm, nee, jajaja, grrww, broef, mmm en zo verder een
nacht lang.
Hij had een aantal standaard categorieen, waaronder:
De motivatie achter alle medicatie waren de twee handen op een
buik van het medisch estblishment en de farmaceutische industrie;
ik vat het nu keurig ambtelijk samen in een statement (waarin
overigens elementen van waarheid onloochenbaar zijn), maar Ko
gaf steeds concrete voorbeelden in smakelijk Overasselts.
Een andere categorie was het schoonmaakregiem in kamer 26.
Hier gaf hij voorbeelden van een aantal schrijnende misstanden,zoals
het eerst schoonmaken van de vloer en dan pas afstoffen van de
gordijnrailsen van de bedgordijnen, zodat het stof weer op de
vloer dwarrelde.
Ko's oog was duidelijk geoefend door zijn carriere als restaurateur,
gérant en cateraar. Vanuit managementoogpunt wees hij op
zijn functie als ex-voorzitter van de plaatselijke voetbalprofclub.
Het toppunt van achteloosheid was de schoonmaakster die met een
enkele zwaai van haar zwabber met pure chloor de douche had schoongemaakt,
waardoor Ko een aantal lelijke bleke vlekken op zijn joggingbroek
had opgelopen.Deze casus heeft hij vele keren aan vele toehoorders
opgedist.
Een volgende categorie in Ko's communicatie was zijn omgang met
de verpleegkundige zusters en ander personeel. Ieder verschijnen
van een zuster vatte Ko op als een compleet nieuwe ontmoeting,
soms gepaard met veel geflirt - altijd met een vette knipoog -
soms met oprechte interesse.
Een apart hoofdstuk zijn de flarden levensverhaal van Ko, waar
ik misschien later op terugkom.
Maar een zeer speciale categorie was de omgang van Ko met onze
overbuurman Leo van B., een lange uitgeteerde man, die later eenenzeventig
bleek, maar eruitzag als 95. Hij had een zware tremor en al twee
jaar waren ze op zoek naar wat er nou scheelde, geen Parkinson,
geen dit, geen dat, maar wat dan wel? Leo's zachte stem sprak
even bibberig als zijn lichaam.
Zijn blauwe ogen in zijn magere snoet waren opvallend zacht en
helder.
Hij kwam vaak zijn bed uit, tastend naarzijn rollator, pantoffeltjes
aan, en langzaam schuifelde hij dan voorbij op weg naar het toilet.
'je bent wel voor het donker terug, Leo', zei Ko steevast.
Dit tekende de verhouding. Ko prikkelde Leo, provoceerde hem steeds
en Leo liet het zich graag aanleunen, hij had ook humor. Zo fantaseerde
Ko samen met Leo een wereldje waarin er met Leo niets aan de hand
was, overigens allemaal met een vette knipoog. Favoriete fantasie
was, dat de vrouw van Leo,
een heel braaf en lief mens, die altijd van drie tot acht op bezoek
was, een geheime verhouding met Ko had.
'Leo, ze heeft me weer gebeld, net dat jij onder de douche was'-
dat was ook zo - , zei Ko, toen Leo weer uit de douche naar zijn
bed hobbelde, 'dat kan toch geen toeval zijn'
'Nee Ko, ze houdt alleen van mij, maar andere mannen hoeft ze
daarom nog niet te haten', zei Leo een keertje terug op weer zo'n
speelse fantasie, even goedhartig als wijs.
Leo
Midden in de kamer stond een tafel met wat stoelen.
Meestal fungeerde de tafel als eettafel of bureau voor Ko.
Op donderdagochtend had ook Leo het lange broze lijf aan tafel
gezet en ik zat er ook. Er ontspon zich een vrij lange zelfhulpcounseling
rond Leo.
Vijf jaar geleden openbaarde zich de eerste symptomen en al twee
jaar was hij in onderzoek bij dit en dat ziekenhuis en ze konden
maar niks vinden en hij kachelde maar achteruit en steeds meer
was hij aangewezen op zijn vrouw Liedje, hij schaamde zich, voelde
zich steeds waardelozer, in vele toonaarden vertelde Leo over
dit proces, tot hij een halt werd toegeroepen door Ko.
'Je moet niet aan iedereen steeds maar dat verhaal vertellen,
(keek Ko nou even naar mij, hoorde ik ook bij iedereen?) de meesten
interesseert het niet en je gaat je steeds maar slechter voelen'
We kwamen tot de conclusie, dat het sóms wel goed is om
je gevoelens te uiten.
'Ze dachten ook dat het door angst kwam, zei Leo, dat ik een angststoornis
had, dat zeiden ze bij neurologie in het Julianaziekenhuis, dat
was professor Strik, die zei, meneer van M., u hebt een angststoornis,
als een ander vlak bij de waterkant loopt, zorgt u dat u er twee
meter vandaan blijft.
Stoornis, dat zag ik niet zo, maar ik was altijd wél bang,
als er een lamp in het plafond gedraaid moest worden moest Liedje
dat doen.'
Ik keek hem eens aan en het klopte, ik zag in al zijn vezels angst,
hij was de belichaming van een levenslange angstigheid, hij was
een bange man. Het verklaarde zijn ziekte natuurlijk niet, maar
het was deel van zijn karma, van zijn fysieke levenslot, die angstigheid.
'Je bent wel eerlijk, je durft er voor uit te komen dat je een
bange man bent', waagde ik het erop, positief labelen, dacht ik
en het kwam goed aan.
'Op een keer moest ik als solist optreden in het concertgebouw
Ars et Amicitia, in het hoboconcert van Corelli - Leo was een
gepassioneerd amateur-hoboist, maar al jaren ging dat niet meer
door zijn tremor - en dat heb ik toch maar gedaan'.
Er lichtte iets van trots op in zijn brave blauwe ogen.
Dat concert was misschien wel zijn finest hour in de worsteling
tegen de angst.
'Weet je wat ik vreselijk vind, ging Leo verder, als ik een deur
verf moet het tot in details goed zijn gedaan, maar dan zie ik
dat Liedje het niet perfekt doet, dan voel ik me boos en dan schuldig'.
Zo kwamen we op wat hij nog wél kon doen, hij kon advies
geven en hij herinnerde zich prompt hoe hij kort geleden een hoboiste
van het orkest nog goede raad had gegeven.
Maar
diezelfde dag, 's-middags, had Leo heel wat te verstouwen. Er
was een belangrijk gesprek gepland, Liedje was er ook met een
vriendin en gedrieën verdwenen ze met de afdelingsarts naar
de spreekkamer, Leo werd in zijn bed weggereden.
'Da's niet veel goeds wat ze gaan vertellen', zei Ko al.
En het bleek later inderdaad een soort slecht nieuws gesprek te
zijn geweest, dat erop neerkwam, dat kanker niet hard was bewezen,
dat ze nog verder onderzoek gingen doen, maar dat Leo toch rekening
moest houden met een slechte uitkomst.
Uren later kwam Leo pas terug en het bleek, dat ze ook nog een
pijnlijk blaasonderzoek hadden gedaan.
Toen Leo weer op zijn plekje lag kneep zijn gezicht zich opeens
samen tot ontelbare vouwen en er ontsnapte hem een paar rauwe
snikken. Snel werden de gele gordijnen om zijn bed getrokken en
was hij even alleen met Liedje.
Niet lang daarna werden ze weer opengetrokken en ontspon zich
een proces van meeleven, opbeuren, doorspekt met flarden verslag
van wat er gebeurd was. Tussendoor zweefde steeds het amper geuite
voorgevoel dat de toekomst voor Leo wel eens heel eindig zou kunnen
zijn. Ook veel frustratie over het blaasonderzoek dat knullig
was uitgevoerd en Leo had nog veel napijn.
Het was tegen half zes geworden en wij zaten aan de broodmaaltijd.
Ko collecteerde een maaltijdje voor Liedje bij elkaar, een kop
thee van de inmiddels nieuwe derde patiënt, die ook Leo heette,
een boterham van mij en Ko droeg een paar plakken kaas bij. Intussen
was even een zuster bij het bed van Leo gekomen, met een spuitje.
'Een beetje morfine, tegen de pijn', zei ze.
Paar minuten later riep Leo plots:
'The Bold and the Beautiful!'
Natuurlijk, het was tijd voor The Bold and the Beautiful', half
zes en iedere dag keken Leo en Liedje naar deze serie over de
beeldschone modeontwerpers in L.A. en hun intriges.
In no time daalde een vredige sfeer over kamer 26.
Liedje lag naast Leo in bed en als twee parkietjes keken ze met
de kopjes schuin omhoog naar de televisie, die boven hen aan rails
was bevestigd.
Ook Ko was een fan en had zich bij uitzondering even rustig op
zijn bed teruggetrokken.
derde
bedrijf
In de loop van die donderdag kreeg Ko heftige hoestaanvallen,
die hij moedig maar met veel halfbinnensmonds gevloek verdroeg.
Daartussendoor was hij weer de oude Ko en klaagde over de hygiene,
het gedrag van een bepaalde voedseluitdeelster naar Leo (dat ze
niet even zijn vlees wilde snijden), en over zijn beenzwachtels,
die volgens hem beslist bernieuwd moesten worden ondanks andersluidend
inzicht van de verpleegsters.
Tussendoor vertelde het een en ander over zijn leven, dat zich
rond keuken, restaurant, keukenproducten en catering had afgespeeld
(catering was het laatste, hij had het bedrijf door zijn ziekte
van de hand moeten doen), eerst in Australië en toen in Nederland.
Zijn topperiode was toen hij een eigen restaurant had in de buurt
van Eindhoven.
'Ik lette altijd op stijl. Als iemand sigaretten bestelde, bracht
ik ze op een zilver blaadje, het pakje al opengemaakt met een
sigaret eruit en een pakje lucifers erbij'.
Ook het sigarenritueel beschreef hij mij uitgebreid. Zijn moments
suprêmes speelden zich af
'toen de top van Philips een keer kwam eten.
Ik serveerde toen ossehaas met een saus van madagascarpepertjes,
dat zijn andere dan chilipepertjes,
ze zijn minder scherp en verfijnder van smaak, je kan ze krijgen
in een potje, ze lijken op kappertjes, niet mee verwarren. Je
maakt de saus klaar aan tafel op een vuurtje, eerst uitjes en
knoflook in de pan, dan tomaatjes en andere kruiden en dan de
madagascarpepertjes, alles in de goeie volgorde, dan doe je er
slagroom bij (zonder suiker natuurlijk) en je flambeert het geheel
met wodka; waarom flambeer je eigenlijk, dat weten de meesten
niet eens, niet alleen voor het mooie gezicht maar ook om de smaak
van de kruiden te condenseren en te verfijnen; ik heb het hele
recept nog opgestuurd en het staat in zo'n heel dik culinair naslagboek
voor koks, duizenden recepten op dunne blaadjes, een repertorium
heet dat'.
(als je dit recept klaar maakt, stel mij niet verantwoordelijk
voor het resultaat).
Op de valreep van onze omgang vertelde Ko nog dat als jongetje
thuis hij de gebeten hond was. Zijn oudere broer was het licht,
het talent, de begaafde en hij, Ko, kon nooit iets goed. Vader
vond hem kneus. Vermoedelijk heeft Ko zijn leven gevochten om
niet de sukkel te zijn, die zijn vader in hem zag.
's-Avonds kwam de afdelingsdokter nog langs het bed van Leo.
Lang sprak ze met hem, of liever Leo met haar, het hoofd net uit
de dekens sprak hij lange zachte zinnen met de dokter en het enige
dat ik opving was:
'Ik kan me niet voorstellen dat ik dood ga, dokter, er zal nog
een tijd komen, dat ik beter ben dan ik nu ben, denkt u ook niet?'
'Het is altijd goed om goede moed te houden', of iets dergelijks
antwoordde ze. En ik dacht, de ontkenningsfase, wie zou die niet
hebben, ik ook in zijn geval.
De
nacht was onrustig. Ko was permanent aan het hoesten en ik maakte
het hoestverhaal vrijwel geheel mee.
Vrijdagmiddag mocht ik naar huis.
Het belangrijkste onderzoek dat ik had gehad was een colonscopie.
Met een buisje gaan ze je achterste in en inspecteren je darmen
van binnen, iets wat veel dokters de oudere mens sowieso als preventieve
maatregel aanraden om eventuele darmkanker tijdig te ontdekken.
Bij mij zag het er behoorlijk uit,in de dikke darm, maar ze moeten
ook nog in de dunne darm kijken en dat moet een andere keer. Ik
ben er nog niet vanaf en ook niet van de maagtroubles, want al
voel ik me weer beter, het marcheert nog niet lekker daar beneden.
Toen ik daar lag, wel zedig toegedekt, hoor, had ik even een flits
als uit de Singing Detective. De endoscopist manoevrerend achter
zijn aarskijker, twee verpleegsters die aan mijn buik sjorden
om de kijker de bochten te laten nemen en op de achtergrond zag
ik vaagweg zeven co-assistenten staan, die hadden gevraagd of
ze mochten toekijken, dat vond ik goed; zeven blonde meiden allen
lang en in de twintig, een waardig achtergrondkoor dat zou moeten
losbarsten in de Colon Rap of de Colon Blues.
Tip voor mijn opvolgers: vraag om een roesje, dan is het wel uit
te houden.
Toen ik met mijn tassen in de hand een laatste gesprek had met
een van de dokters zag ik Leo en Liedje weer in een zachte woordenwisseling
met de afdelingsarts.
Ko had net een ernstig gesprek gehad met de hoofdzuster, een van
de verpleegkundigen had kennelijk over hen geklaagd en nu had
hij een schrobbering gekregen. Op het moment dat ik wegging werd
hem - begreep ik op de valreep van mijn vertrek - een schriftelijk
een verklaring voorgelegd om te ondertekenen, dat hij zich voortaan
zou inbinden.
De derde patiënt, Leo twee, was meer tot rust gekomen, hij
was woensdag in grote benauwdheid binnengebracht, ook al een man
van mijn leeftijd, een zestiger. Een rustige vent, die mij die
vrijdag vertelde dat hij chronische bronchitis had. Was ontdekt
tijdens zijn commando-opleiding, hij was gedropt in de Biesbosch
en had na veel ontbering beschutting gevonden onder een omgekeerd
roeibootje, was uitgeput in slaap gevallen en in coma geraakt.
Twee dagen later had een boer hem bij toeval ontdekt. Toen is
hij fijnmechaniker geworden en hij is al 37 jaar leraar op een
technische school voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Leerlingen, ik
neem mijn pet diep af.
Ik had bij wijze van afscheid voor ieder van de drie een ansichtkaart
met een boodschap achtergelaten. Wat daarop stond moet je ze bij
gelegenheid zelf maar vragen.


The
aspects of things that are most important for us are hidden
because of their simplicity and familiarity. (One is unable
to notice something - because it is always before one's eyes.)
The real foundations of his inquiry do not strike a person at
all. - And this means: we fail to be struck by what, once seen,
is most striking and most powerful.
Wittgenstein, Philosophical Investigations, #129
wil
je regelmatig een nieuwe column opgestuurd krijgen
klik dan op 

|