website for the descendants of the Dutch Cassuto's
familiedocumenten/family documents p.7
family main page| name page | documents | pedigrees | photo galleries | sitemap |
written landmarks page 7.
On this page you will find the content of all kinds of family documents or excerpts or summaries of them; some in original form, some abridged or edited for readability.

1941: Ies Cassuto in het Oranjehotel /Ies Cassuto in the Oranjehotel, as one of the first measures against the Jews in Holland Prof. Ies Cassuto was rounded up.

Deze bladzij bevat het met talentvolle pen geschreven verslag van Caroline Cassuto over het oppakken van haar echtgenoot Prof. Ies Cassuto door de duitsers. Als een van de eerste maatregelen tegen de Joden in Nederland werd Ies Cassuto, vooraanstaand lid van de Haagse burgerij, opgepakt en vastgezet in het zogenaamde Oranjehotel, bijnaam van de gevangenis in Scheveningen. Door de aanhoudende bemoeienissen van zijn echtgenote Caroline liet de beruchte Fischer hem na een paar weken weer vrij. Het verslag werd indertijd geschreven voor dr. J. Presser ten behoeve van zijn boek 'Ondergang'. Inderdaad vermeldt hij het incident beknopt in zijn boek. noot***

Ies Cassuto in the Oranjehote, nickname of the prison in The Hague: as one of the first measures against the Jews in Holland Prof. Ies Cassuto was rounded up.
His wife Caroline reports with a ready pen about her endeavours with the reputed Nazi commander Herr Fischer to get him free, in which after several visits and several weeks she was successfull.

Ies Cassuto opgepakt

Op 7 april 's morgens stond mijn man juist gekleed om weg te gaan in de salon toen er gebeld werd en even daarna twee heren zonder kloppen de kamer binnen kwamen.
Zij richtten zich tot mijn man met de woorden
“Sind Sie Professor Cassutto” en toen mijn man dat bevestigde:
“was haben Sie mit dem Gymnasium zu schaffen? “
“Nichts”.
"Ja doch, sind Sie Lehrer?”
"Nein".
Eindelijk ging mijn man een licht op en hij zei, dat hij voorzitter was van de oudercommissie. “Stimmt, Kommen Sie mit, Sie sind verhaftet. Sie haben zwei minuten um einen Koffer zu packen”.
Zij vlogen mijn man, die met het meisje even naar boven ging, achterna en keken in zijn studeerkamer rond, daarop kwamen ze naar beneden.

Ik stond onder aan de trap en toen ik die kerels zag met mijn man werd ik woedend en zei tegen die ene:
“Wie kann man denn einer Koffer packen in zwei minuten, wenn man so nerveus ist.
Sie sind ja gar nicht menschlicho “.
Ze gingen naar de deur en ik volgde om te zien wat er gebeurde.
De man, die ik zo verachtelijk] had toegesproken, keerde zich om en zei tegen mij:
“Wenn Sie mich nötig haben, durfen Sie nach mir fragen, ich bin Fischer.”
Weg reden ze in een mooie limousine. Ik bleef geschokt achter.


's-Avonds stond dat bewuste stuk in "die Zeitung in den Niederlanden."



eerste bezoek aan Herr Fischer

Toen ik wat bekomen was van de schrik besloot ik maar naar die Fischer te gaan, die zitting hield in ons Ministerie v.Koloniën. Daar aangekomen vervoegde ik mij aan een loket waar een jonge W.A.man zat. Ik vroeg hem naar Herr Fischer. Hij antwoordde mij op arrogante toon: "die is hier niet." "Die is hier wel, hij heeft gezegd,dat ik hem hier kon bezoeken, dus zorgt U nu maar, dat ik hem te spreken krijg, anders zou ‘t wel eens lelijk voor U kunnen aflopen."
Hij schrok merkbaar, keek in een boekje en zei: "ja, U Hebt gelijk, gaat U maar naar kamer 26.
Daar aangekomen zeide ik: "Guten morgen Herr Fischer, Sie haben gesagt, dasz ich zu Ihnen kommen durfte und jetzt komme ich Sie fragen wo mein Mann ist.” Ik legde die Zeitung in den Niederlanden voor hem neer en zei: "Haben Sie dies gelesen, es sind alle Lügen" . Hij negeerde deze opmerking en vertelde me niet te weten waar mijn man was. Over enige dagen zou hij misschien meer kunnen zeggen.

Nauwelijks thuisgekomen belde mevrouw Telders mij op: “ik kom U de groeten van Uw man brengen, mijn man komt zo juist terug van 'n bezoek aan onze zoon, prof. Telders en vertelt mij, dat Uw man samen met hem in één cel zit en het goed maakt. De beide heren kunnen ‘t goed samen vinden." Ik vertelde mevrouw Telders, dat ze me net een engel uit de hemel voorkwam met deze boodschap juist nu ik me zo angstig en bedroef voelde.



tweede bezoek

Aan het eind van die week toog ik maar weer naar Fischer, hopend iets nieuws gewaar te worden, "Ihr mann ist auf Scheveningen" zei hij.
Wat voelde ik me opgelucht. Hij was dus gelukkig niet naar Duitsland vervoerd, maar zat in "Het Oranjehotel”, de erenaam, die men de strafgevangenis op Scheveningen had gegeven.

Ik stelde mij in verbinding met mr. Visser de ex-president van de Hoge Raad, maar deze verklaarde persoonlijk niets te kunnen doen. Hij ried mij aan mij in verbinding te stellen met de Heer Asscher van de Joodse Raad te A'dam.
Deze logeerde in ‘t Kurhaus (dat kon toen nog). Hij vond het heel naar mij niet te kunnen helpen maar gaf mij de raad te trachten een bezoek te mogen afleggen bij Dr. Harster, de hoogste Duitse politieautoriteit.

derde bezoek

Ik besloot pogingen daartoe in het werk te stellen en vroeg een vriend van mij een request in het Duits te willen opstellen, waarin de nadruk zou moeten worden gelegd op ‘t feit, dat mijn man zich nooit met politiek had opgehouden (wat waar was!).
Met deze "Bittschrift" begaf ik mij op donderdag 25 april naar Herr Fischer. Dit keer zat er aan' t eind van de zaal een mij onbekende in Duits uniform.
Ik legde Fischer uit, dat ik wilde trachten Herrn Dr. Harster te spreken te krijgen om hem mijn request te overhandigen.
Daarop gilde die vreemde militair: “woher hat sie diesen Namen, sie ist eine Jüdin, sie wird dich verraten.“
Fischer liet zich niet van de wijs brengen, op zijn vraag antwoordde ik, dat de heer Asscher mij deze had opgegeven, waarop hij zei, dat hij mij vertrouwde en ik mij door ‘t gebouw naar het kantoor van Dr. Harster kon begeven.
Ik prefereerde echter buiten om te gaan en trad het gebouw, waarvoor twee zwaar gewapende militairen op wacht stonden van de voorzijde binnen. Op mijn vraag naar Dr. Harster leidde men mij naar boven, waarna ik een klein vertrek binnentrad.
Aan een kleine tafel zat een officier. In de kamer bevonden zich nog enige jonge mensen, die met administratief werk bezig waren. Ik ging naar de officier toe, groette en vroeg hem: "Können Sie mir bitte sagen, Herr Offizier, welcher Rang Sie haben im Armee?" Ik moet altijd nog lachen als ik aan “t verblufte gezicht denk van de officier, heel langzaam antwoordde hij: "ich bin Oberst"
"Also Herr Oberst, darf ich die Ehre haben mit Ihnen zu reden?"
Ik gaf hem het request, vertelde, dat ik dat aan Dr. Harster wilde overhandigen en vroeg hem het even in te zien.
Hij nam het uit de lange gele enveloppe en begon te lezen.
“Ach so, es handelt sich urn diesen Jude”, riep hij opeens.
“Ja es handelt zich um einen Juden und dieser Jude ist mein Mann, aber was wissen Sie eigentlich von den Juden, Herr Oberst?"
"Die Juden sind die Feinde des Deutschen Volkes, die Juden sind alle gleich."
Hij zei dit op een dreun en direct viel ik hem in de rede:
"das sagt Herr Hitler; vielleicht wissen Sie etwas von deutschen Juden, aber von den Hollandischen Juden wissen Sie wahrscheinlich nichts. Darf ich Ihnen erzahlen wie die Hollandischen Juden sind?"
Ik benadrukte hoe de Hollandse Joden altijd de vrienden van het Duitse volk geweest waren, grote handel met ze dreven, hun literatuur liefhadden, hun badplaatsen bezochten en tot slot, dat wij na de eerste wereldoorlog hun verhongerde kinderen in huis namen, zoals ik óók had gedaan, niet vragend welche Religion das Kind hatte.
‘t Was doodstil in de kamer, allen luisterden.
“Also Sie wünschen Herrn Dr. Harster zu sprechen, das ist nicht möglich.”
Ik zei, dat ik dat volkomen begreep, maar vroeg of hij dan voor mij ‘t request wilde overhandigen. Hij stemde toe.
“Tun Sie es bit te noch heute nachmittag?”
“Ja."
Hij stond op. Ik zei “danke sehr Herr Oberst für Ihre freundliche Hilfe.”
Hij volgde mij naar de deur. Hij was lang en boog zich over mij:
“Aber was denken Sie wohl, Ihr mann ist im Gefängnis, aber er wird gut behandelt, er wird nicht geschlagen."
Ik heb nooit begrepen of dat laatste als een soort grap bedoeld was of dat hij het meende. Ik vroeg hem- nog of ik mijn man een brief mocht schrijven, waarop hij zijn armen uitstrekte en glimlachend zei,
"aber nicht solche lange Romane”.

Even later stond ik op het Plein verbaasd bedenkend, dat ik weer een Duitser de waarheid had gezegd, zonder dat me iets kwaads geschiedde.
Ik kreeg de raad naar een advocatenkantoor te gaan, maar men wilde geen honorarium opgeven, waarop mr. Visser mij adviseerde er niet op in te gaan. Bij een eventueel vrijkomen van mijn man zouden ze mij wel f. 10.000 kunnen vragen, dus besloot ik nu maar af te wachten.

vierde bezoek

De maandag erop, 29 april belde de vader van prof. Telders mij op. Hij adviseerde mij naar Fischer te gaan en deze te vragen of hij ervoor kon zorgen, dat ik toestemming kreeg om mijn man te bezoeken, volgens mr. Telders zou dit wel lukken als ik aanvoerde, dat ik allerlei financiële regelingen met mijn man moest bespreken. Ik besloot deze wijze raad onmiddellijk op te volgen en een uur later stond ik weer in de kamer van Herr Fischer, waar zich ons gesprek als volgt ontwikkelde:

“Guten morgen Herr Fischer, ich komme Sie fragen ob ich meinen Mann besuchen kann da ich viel mit ihm zu besprechen habe.”
"Wie lange ist es denn jetzt dasz Ihr mann im Gefangnis ist?" “Das sollten Sie doch wissen, Sie haben ihn selbst geholt, es ist heute genau drei Wochen."
“Ach so, was werden Sie denn sagen, wenn ich sage, Ihr mann ist frei, er wird sofort entlassen."
En toen barste ik in tranen uit. De overgang was te groot van de hyperellende ineens:
"te weten:“ mijn man is vrij.
"Warum weinen Sie nun eigentlich?" vroeg Herr Fischer.
“Man kann auch weinen vor Freude", zei ik.

Daarop ging hij naar een telefooncel, die zich in de zaal bevond en zei, dat men prof. Cassutto moest in vrijheid stellen, hem zijn persoonlijke eigendommen moest teruggeven en dat zijn vrouw hem zou komen halen.
Ik vroeg hoe ik hem zou kunnen halen, daar wij van geen taxi meer mochten gebruik maken, waarop hij direct een taxi bestelde.
Hij tekende een ‘Entlassungsschein' en even daarna zat ik met het papiertje in mijn hand als in een droom in een taxi die mij naar ‘t Oranjehotel bracht.

In de geopende poort stond een soldaat, een soort goedmoedige Beier. Ik zei: "Ich komm meinen mann abholen, est ist eine gute Sache wenn man hier jemand abholen kann." Hij liet mij binnen in een klein kantoor en even daarna kwam mijn man binnen,
bleek en ongeschoren.

In de taxi vroeg ik hem of hij niet blij was nu hij, als door een Gods wonder, gered was. "Ja maar die arme Telders, zei hij, "die moest ik nu achterlaten en ik heb niet eens goed afscheid van hem kunnen nemen" .Ik vernam nu, dat plotseling de celdeur was opengegaan en mijn man werd verzocht mede te gaan en zijn zaken mede te nemen. Hij had geen idee wat men hiermede voor had, maar op de gang zei men, dat hij vrij was en toen, tot zijn grote verbazing, zag hij mij.

onderduik

We zijn toen tot oktober in ons huis gebleven, toen dorsten we het niet langer te riskeren en met grote droefheid in ons hart verlieten we ons heerlijke huis. Het onderduiken was begonnen.
Ik wil U* nog even vertellen van de eerste periode van die afschuwelijke tijd.

Een doktersvrouw, die voor de ‘ondergrondse' werkte had ons haar kleine villa, of eigenlijk buitenhuisje in ‘t Gooi afgestaan en we woonden daar samen met een Joodse familie (uit Amsterdam). We hadden daar allerlei belevenissen. ‘t Gehele dorp was "goed", zelfs de politie had Joden in Huis.
Toen onze medebewoner in ‘t dorp boodschappen deed vroeg men hem of hij al wist, dat hij in ‘t huis van een N.S.B.ster woonde. Wij waren zeer verbaasd.
Deze doktersvrouw had zeven of acht jonge mensen, die voor haar werkten en daartoe behoorde ook onze vriend Jan, een mr. in de rechten. Toen we een week of zes in 't huis woonden kwam Jan plotseling bij ons binnen en vertelde geheel ontsteld te zijn, want kort daarvoor was een vergadering van jonge Vrij-Nederlanders verraden en men was tot de conclusie gekomen dat alles erop wees, dat de doktersvrouw een verraadster was.
Wij moesten zo gauw mogelijk zien een ander onderduikadres te krijgen.
Wij vroegen hem hiervoor te willen zorgen. Dit was op een donderdag. De zondag hierop brachten we bij een nicht door, die in de nabijheid woonde (ze was gemengd gehuwd). Toen we thuiskwamen vonden we alles in rep en roer.

“U moet zo gauw mogelijk pakken, want de man van de doktersvrouw is geweest en deze zeide, dat zijn vrouw iets met de politie had te maken. Hij, de dokter, had niet geweten, dat zijn vrouw hun landhuis aan Joodse families had verhuurd."
Hij achtte ons in gevaar en kwam ons daarom waarschuwen.

Diezelfde avond trokken we voor korte tijd in een hotel. De eigenaar bood aan onze koffers te bewaren. Later bleek, dat hij zich onze grote koffer met levensmiddelen had toegeëigend.

Na de bevrijding vonden we ons huis bewoond. We waren zo gelukkig dit huis te Scheveningen** te krijgen.
In 1946 werden we tot twee keer bezocht door een rechercheur, die ons vertelde, dat de doktersvrouw zich van het leven had beroofd toen ze gehaald werd door de Binnelandse Strijdkrachten.
Men vroeg ons of wij ook de dokter schuldig achtte aan verraad. Maar wij achtten dit onjuist en onze opinie was, dat hij vrijuit ging.

Caroline Cassuto-Winkel

lees ook de herinneringen George Cassuto, Ies Cassuto's jongste zoon, aan dit incident en de daarop volgende onderduik periode, hier op deze website opgenomen

*U = dr. Presser voor wie dit verhaal is geschreven
*** zie p. 111 van zijn boek 'Ondergang', o.a.: "De zaak leek schrijver dezes belangrijk genoeg voor een poging tot onderzoek, die door een gelukkig toeval met succes is bekroond. Dat gelukkige toeval is dan het feit, dat de weduwe van de betrokkene, de in 1955 overleden dr. I.H. Cassutto, nog leefde en bereid was, van het verloop dezer kwestie een verslag op te stellen..." lees dit citaat verder op de pagina met herinneringen van Ies Cassuto's jongste zoon George

** huis te Scheveningen = de Badhuisweg 86, dat najaar 1945 werd betrokken en vele jaren de Cassuto familie tot onderdak zou dienen


page 1. letter Max Oct. 28 1945
page 1a. letter Max Nov. 19/20 1945
page 1b. letters Max December 1945
page 2. letter Ies and Lien Cassuto 1945
page 3. report Puck Cassuto about Pacific war, part 1
page 3b. report Puck Cassuto about Pacific war, part 2
page 3a.first letter Puck Cassuto + Albert v. Zuiden after Pacific war
page 4. George Cassuto Izn.: his memories of WW II; until hiding

page 4a. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, first time in hiding
page 4b. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, 1943 and 1944
page 4c. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, liberation and aftermath
page 4d. George Cassuto Izn.: his memories of WW II, impact on later life

page 5. Hetty Winkel
page 6. Kamp Moentilan
page 7. 1941: Ies Cassuto in het Oranjehotel

back to family main page   to home
page Rob Cassuto