The interview
starts with a description by George of the family and its immediate past,
mainly in the colony of the Dutch East Indies, from which the family returned
to Holland in 1934. There passed a happy period, until the war broke out.
The first page deals with his being revealed in 1941 that the family is
Jewish and the capture and release by the Germans of his father prof.
Ies Cassuto Mzn.
The second page describes his going into hiding and the first period.
The next page contains the nerve racking last period of hiding in Leiden,
where George meets his brother Ernest, lives through a raid of the Germans
and then through the starvation winter of 1944.On the fourth page he remembers
the last episod of the war, the liberation, some anxious moments, and
the after war years: studying hard, participating in church life and deciding
to become a minister. On this page he decribes his later life as a minister,
his marriage and his gradually rediscovering his Jewish roots and judaism
U bent
theologie gaan studeren?
En
dat vonden mijn ouders heel erg naar, want ze zeiden in jou gaat een leraar
verloren.
Je bent zo goed in Frans enz. Ik heb het toch gedaan. De dominee met wie
ik te maken had zei, als het niet goed gaat kan je je nog altijd omscholen
en wordt je alsnog leraar frans.
Had u een hele goede band met die dominee?
Ja,
het was een hele fijne vent. Een buitengewoon bijzonder man en hij was
ook zeer boeiend, z'n predikaties en zo.
Dus ik ben theologie gaan studeren, dankzij het feit dat ik een jaar had
gewonnen door staatsexamen te doen, ik heb dus eerst een jaar aansluitend
heel hard gevost, hebreeuws, theologie.
En daarna, toen ik dat examen had, ben ik het studentenleven ingedoken
en ben daar dus zeer actief in geweest. Daar kwam bij dat de theologische
studie mij niet zo interesseerde, bleek achteraf. Ik ben eigenlijk alleen
een mens voor geschiedenis en talen.
Bovendien was het ook vreemd om zoiets te gaan studeren, terwijl je er
helemaal niet uit voortkomt. Maar ja, ik had een paar jaar in de kerk
gezeten, in Bilthoven. En daar was ik toch wel erg geboeid geraakt door
allerlei zaken en mensen.
Maar toen
het zover was dat ik dan zo'n beetje klaar zou zijn met de studie, toen
zat ik met een probleem; ik ben van buitenkerkelijke joodse herkomst,
ik heb nog nooit in een dorp gewoond en ik ben vrijgezel, wat moet ik
nou doen?
Toen zei
mijn dominee in de Kloosterkerk in Den Haag, je kan voorlopig een vacature
vervullen bij mij als hulpje. Dus ik ben hulpje geworden, en dat bestond
uit het jeugdwerk. Dat daar een gigantisch groot stuk werk was overigens.
Heel leuk werk ook en ik ben dus jeugdpredikant, hulpje, geworden zal
ik maar zeggen.
Dat heb ik drie jaar volgehouden en toen zei een van de ouders van mijn
jongeren: wat ga je nu doen als je hiermee klaar bent? Toen zei ik, ja
het blijft een probleem. Maar om een lang verhaal kort te maken, ik ben
via die man, die vader van dat kind, ben ik in de marine gekomen.
Nog even teruggaand naar de kerk, kunt u zich nog herinneren dat u
zich hebt laten dopen. Is dat een belangrijk moment geweest?
Ja, en toen heb ik ook eigenlijk niet helemaal bewust beseft wat ik deed,
omdat mijn joodse identiteit op nulkommazoveel stond.
Was u niet bewust van wat u deed?
Nee, namelijk dat ik iets deed wat eigenlijk onmogelijk was.
Ik praat nu als alleen maar vanuit joods standpunt natuurlijk. Maar dat
heb ik later pas begrepen:
dat opgenomen worden in het verbond, dat hoeft helemaal niet, want je
bent namelijk al in dat verbond als geboren joods mens.
Dus later ben ik ook gaan weigeren als joodse mensen naar mij toekwamen
om gedoopt te worden, dan zei ik dat kan niet, u bent joods. Je bent al
in het verbond, de doop is wat dat betreft voor mensen die tot het geloof
willen gaan behoren en er niet inzitten. Maar goed
Maar op dat moment voelde u zich niet-joods?
Nee, voelde ik me niet-joods in wezen. Ik wist rationeel dat ik joods
was, maar emotioneel niet, zo zou je het in het kort kunnen formuleren.
U wilde ook niet joods zijn?
Nee, nou als er mensen waren geweest die mij daarin betrokken hadden,
misschien was dan het vlammetje opgekomen van wat er heel diep daar moet
zijn geweest, maar die waren er dus niet. Ik geef de joodse wereld er
helemaal niet de schuld van hoor, dat ik toen ben gedoopt, maar ik heb
me laten schmadden.
U hebt ook nooit de neiging gehad op zoek te gaan naar u joodse roots?
Nee. Later heeft mijn vrouw daartoe bijgedragen, dat ik het ging doen,
maar toen niet.
Gek he, achteraf begrijp je het niet, maar het is zo gebeurd.
En ik ben toen dus via die vader van een van de kinderen in de marine
terechtgekomen. Toen was ik ook geen hulpje meer maar officieel, dus ik
ben officieel bevestigd tot predikant in de kloosterkerk.
En terwijl
ik bij de marine was bedacht ik dat ik het zo jammer vond dat ik niet
mee het leven zou delen met een persoon met wie ik te maken had gehad
in de jeugdwerktijd, met wie ik de kampen had geleid. Ik heb steeds op
het punt gestaan om te zeggen, zullen wij enzovoorts. In die tijd was
het nog zo dat een jongen een meisje vroeg, allemaal heel ouderwets natuurlijk,
dat kan je nou niet meer voorstellen, maar goed, toen ging dat nog zo.
Dus toen ik hoorde, dat deze persoon uit de kloosterkerk ook nog steeds
vrijgezellin was, ben ik plotseling naar haar toe gegaan en heb gezegd,
joh, ik had het al een paar jaar geleden moeten doen, wat vind jij, en
zij vond dat ook en dat is nog steeds dezelfde.
Ze was inmiddels jurist geworden, werkzaam in de scholenwetgeving, maar
ze was ook violiste.
En wij zijn toen in Den Helder begonnen.
En wanneer
bent u getrouwd?
In oktober 1961, toen was ik dus inmiddels twee jaar dominee bij de marine.
En u was veel weg in de marine?
Ja, ik was veel op zee, ik was een echte zeevarende man en dat heeft ze
dus geaccepteerd. We hebben twee kinderen gekregen in Den Helder, Michiel
en Carine, maar ik heb van begin af aan gezegd, ik doe dit vijf jaar en
niet langer.
Nou, toen
was een van de problemen opgelost, ik was geen vrijgezel meer.
Ik vond het ook eng om dominee op een dorp te zijn. Mijn vrouw was dol
op dorpen, om in dorpen te wonen, en die zei ik help je wel, ik steun
je wel. Ik vond dorpen ook eng, omdat ik me eigenlijk toch wel anders
voelde dan een ander zie je. Het begon dus al het bewust worden ik ben
niet zo als de anderen.
U hebt nooit het gevoel gehad dat u erbij hoorde?
Ik heb het gevoel gehad, dat er toch iets met me was, waardoor ik er niet
helemaal bij hoorde. Heel gek eigenlijk he. En daar is mijn vrouw op in
gesprongen.
Toen wij inmiddels naar een dorp waren gegaan, waar ik overigens daarnaast
ook studentpredikant in de stad was, Groningen, toen zei mijn vrouw op
een goede dag - je zou dat verwachten van een joodse vrouw , maar dat
is ze dus niet - ze zei,
wat doet een joodse jongen als jij eigenlijk in de kerk, dominee te zijn.
En vanaf
dat moment ben ik erin gesprongen.
En ben ik dus gaan studeren, naar sjoel* gegaan, naar de rabbijn later
.
Maar wat het gekke was, mijn vrouw is toen heel diep in het jodendom gedoken
en uiteindelijk was zij degene die naar sjoel ging in Velp, toen was het
nog Arnhem. Intussen waren we verhuisd naar Dieren in Gelderland.
Toen zei
ze, vind je het goed als ik de oudste twee meeneem naar sjoel, ze moeten
toch iets weten van hun erfenis. Als jij het dan niet doet
zei ze dus.
Zij was daar in wat nu de liberale gemeente Arnhem is.
En we deden voor het eerst mee aan een seider**.
Mijn vrouw kwam terecht bij de "sjioeriem", dus: lessen, van
rabbijn Aschkenasy*** in Arnhem, in het leerhuis. Toen ging ze zich opwinden,
dat ze het hebreeuws niet verstond, ze wist niet wie "Jechezkel"****
was. Toen is ze dus weggegaan bij de Rabbijn en begonnen met hebreeuws,
Ivriet dus in dit geval.
Heeft ze tien jaar gedaan.
En u ook?
Nee ik niet. Ik ben een jaar bij Rabbijn Yehoeda Aschkenasy geweest, maar
ik ben geen hebreeuws gaan doen. Ik kende natuurlijk de heilige taal,
"Lasjon ha-Kodesj", uit de bijbel.
Hoe was het voor u om vanuit de christelijke wereld de joodse wereld
in te komen?
Bijzonder goed, het begon mij goed te doen.
Maar wat de doorslag eigenlijk gaf, was mijn ontdekking van enkele grote
joodse geesten in Jeruzalem, waarvan de belangrijkste is David Fluesser,
die op het voetspoor van mensen zoals Buber en anderen zijn doorgegaan
en die dus het Nieuwe Testament zijn gaan onderzoeken na tweeduizend jaar.
En die ben ik toen gaan bestuderen en ook gaan beluisteren toen ze nog
naar West Europa kwamen.
Toen zei
ik tegen mijn vrouw: Jezus is helemaal niet degeen, die de christenen
denken dat hij is, die bestaat helemaal niet, dat is de heidense, "gojs"-christelijke
Jezus.
Jezus moet een heel ander iemand zijn geweest.
En van het nieuwe testament, daar snappen de mensen helemaal niets van.
Ze moeten naar Fluesser gaan luisteren. Die weet eigenlijk hoe het in
elkaar zit.
Ik ben met
mensen als Buber bezig gegaan en ook zijn grote vriend Rosenzweig, die
zei: Jezus is voor de niet joden.
Om een lang verhaal kort te maken, langzamerhand begon ik dit in mijn
werk in te brengen en uiteindelijk hield ik mijn predikaties, mijn "derasjot",
eigenlijk alleen maar vanuit de joodse kant en voegde dan talmoedische
commentaren toe.
Ik zei dus
bijvoorbeeld: als de kinderen Israels door de Schelfzee zijn gekomen en
aan de overkant staan te juichen met Miriam en de vrouwen, omdat ze het
er levend hebben afgebracht, dan zeggen de engelen in de hemel tegen de
Eeuwige onze God,
Eeuwige moet u nu ook niet mee feest vieren.
Dan zegt de Heer, hoe kan ik nu ik feest vieren als andere kinderen van
mij zijn omgekomen.. Dat is een midrasj***** uit de Talmoed bij dat stuk
over de Schelfzee.
Dat ging
ik dus verwerken in mijn predikingen en onderricht.
En
zo ben ik van dorp naar dorp gegaan, steeds weer een dorp en uiteindelijk
werd het dus toch zo dat de mensen zeiden, ja maar wat moeten we daar
nou mee, maar er waren toch vrij veel mensen die dit een goede zaak vonden
en die zeiden, Jezus was geen japanner, hij was ook geen Australische
aboriginal en geen eskimo, hij was een jood. Hij kan alleen maar vanuit
de joodse setting dingen hebben verteld. Andere zeiden van ja, we zullen
ons toch niet door een jood laten zeggen, dat is ook wat, die gingen weg.
Was dit voor u nog wel een werkbare situatie?
Het werd steeds moeilijker. Mijn vrouw werd steeds meer de joodse gedachtegang
toegedaan; die geloofde al lang niet meer in de dogma's van de christenen.
En mijn dochter zei, ik ben helemaal geen christen, ik ben joods, hoewel
ze dat "halachisch"*****8 niet was, nu is het dus wel, want
ze is ook uitgekomen, zeggen we dan, orthodox, in Israël.
Hoe vonden
u zoons het?
Ja, die zijn er helemaal in opgegroeid.
Toen ik kortgeleden een verhaal van negen bladzijden heb geschreven om
mijn uittreden uit de kerk bekend te maken, zei mijn vrouw na een maand
of vier, wat vindt Michiel eigenlijk van dit alles. Die heeft het stuk
ook gelezen en die heeft ook een reactie. Ik zei, hij heeft nog niet zoveel
gezegd. Ze zei je moet het hem toch eens vragen.
Hij is boer
en tussen stal 1 en stal 2 zei ik, wat is eigenlijk jou reactie?
Zei hij, pap dat kan je toch niet vragen aan me. Ik ben er toch altijd
bij geweest, en ik ben er een deel van. In het engels zou hij gezegd hebben
I was part of it.
Mijn jongste
zoon is dus heel duidelijk bezig met deze dingen en als hij ooit een joods
meisje ontmoet is ie rijp voor een nieuwe cursus uitkomen. Maar hij is
altijd zeer toegedaan geweest, hij heeft altijd naar mij geluisterd en
hij was overal waar ik was. Hij zei, naar een gewone dominee kan ik niet
luisteren. Gek he.
Ik ben dus
via het Joods Maatschappelijk Werk uiteindelijk zover gekomen dat ik voor
de tijd ben uitgestapt.
Hoe is dat gegaan?
Ik ging naar de conferentie van de ondergedoken kinderen in 1992 schat
ik zo uit de verte in Amsterdam, kreeg daar dus ook de mededeling zoals
dat iedereen dat kreeg, dat je met het JMW kon praten, heb ik dus niet
gedaan, augustus 1992. In januari 1993 had ik een hartritmestoornis en
zei de dokter, neem eens een paar vrije dagen.
Toen heb ik het JMW gebeld en gezegd ik heb een paar vrije dagen ik kom
toch met u praten. Toen heb ik zes zittingen gehad met een maatschappelijk
werkster en die zei uiteindelijk, joh, je moet er eerder uit. Je hebt
een verscheurde ziel, je bent gewoon joods.
Een verscheurde ziel?
Ja, een verscheurde ziel.
En zo voelde u dat zelf ook?
Dat was ook eigenlijk wel zo.
Ze vroeg wanneer ben je er officieel aan toe, ik zei lente 1995.
Toen zei ze dan moet je lente 1994 eruit gaan, dat is binnenkort zei ze.
Je moet je mensen voorbereiden. Nou die vonden dat ook een heel goed idee
en dat ik niet zou wachten tot een jaar later maar eerder zou gaan. Want
ze hadden natuurlijk ook wel met me te doen natuurlijk. En ze zeiden je
hebt dit nu bijna 40 jaar volgehouden, het is onmenselijk gewoon, als
je er eerder uit kan moet je het doen.
Dus ik heb
me daarop voorbereid, ik heb de gemeente voorbereid, dat ze iemand moesten
zoeken in mijn plaats, en ik ben uiteindelijk dus in begin juni 1994 bijna
een jaar voordat ik er eigenlijk uit zou stappen, heb ik afscheid genomen.
(....)
ik ben actief ik bij het JMW als vrijwilliger, en ik hoop dus ook een
plaatsje te vinden ergens in de joodse gemeenschap.
En die zoekt u nog?
En
die ben ik aan het zoeken op dit moment. Ben dus sinds afgelopen oktober
niet meer lid van de christelijke kerk.
Dat is een grote stap voor u geweest?
Ja dat was een hele grote stap, ja. Zonder enige hard feelings ook. Ik
ben ook helemaal niet tegen de christelijke kerk, ik vind ze moet alleen
gereinigd worden van al hun anti-joodse dingen.
Tot slot had ik gevraagd of u wat wilde zingen
Het zijn maar een paar regels, "Zie hoe goed en hoe lieflijk is het
als mensen die tot een huisgezin behoren, bij elkaar vertoeven, het is
zoals kostelijke olie op het hoofd, het is als de dauw die van de Hermon
afdaalt, afdruipt op de werken van Sion; vandaar gebiedt de Eeuwige tot
in eeuwigheid zegen, namelijk leven
(Hij zingt)
Heel mooi.
Ik wil nog even samen naar de foto's kijken.
Wie staan er op deze foto?

Op deze foto staan mijn twee broers Max en Ernest, het kleintje ben ik,
en hij is genomen, ik denk 1933 in Bandoeng.
Is er een bepaalde gelegenheid geweest dat die foto gemaakt is?
Er kwam een hele goede vriend op bezoek,die een uitnemend amateur fotograaf
was en die heeft toen een hele serie gemaakt van ons op verzoek van mijn
moeder.
picture of George as a boy scout
Hier ben ik als welp gefotografeerd, ik was denk ik rond de 8 jaar, in
1937-1938. En ik was dus lid van het witte nest, zoals je kan zien.
picture
of Ies Cassuto
Een foto
van mijn vader Ies Cassuto, hij is hier gefotografeerd in Bandoeng, ik
denk in 1933 en hij was toen 48. Ja.
picture of name plate of street name Abraham Bloemaertstraat
Dit is het
naambord van een straat in Utrecht waar Abr. Bloemaertstraat, waar mijn
ouders en ik bijna een jaar ondergedoken zaten bij de familie Spelbos.
In 1993 heb ik nog met een overlevende leden van de familie gevierd dat
ik daar 50-jaar geleden ondergedoken zat. En bij deze festiviteit brachten
de leden van de familie Spelbos als cadeautje dit straatnaambord mee,
hoe ze er aangekomen zijn wilde ze niet zeggen. Maar het is een mooie
herinnering aan die 50 jaar geleden.
1944 picture
of Schouten family
Deze 7 jongelui
zijn de kinderen van de familie Schouten, gefotografeerd in, denk ik,
1944 in Leiden, ze woonden in de Groenesteeg. En bij hen hebben mijn ouders,
mijn broer en ik dus ondergedoken gezeten, daar vond ook op 30 augustus
de overval plaats waarbij mijn broer gevankelijk werd weggevoerd en mijn
moeder en vader en ik zijn ontsnapt. Ze heetten dus Schouten. De foto
moet zijn uit 1943-1944.
picture
of an identitycard with litlle photo of Ies Cassuto
Volgens dit
persoonsbewijs moet dit het persoonsbewijs zijn van een zekere Laurens
Quivooij uit Den Haag. Maar de foto is van mijn vader Ies Cassuto. Hij
heeft bij het begin van zijn onderduiktijd dit valse persoonsbewijs gekregen
en hij was dus 2 ½ jaar lang niet Ies Cassuto maar Laurens Quivooij.
Na de oorlog is het uiteraard ongeldig verklaard.
Van wie
heeft u dit bewijs gekregen?
Van een van de mensen van de illegaliteit, dus of van Jan Postumus of
Lydia Winkel of Herman Zwart, dat waren onze drie begeleiders toen.
1946 picture of Ies and Lien Cassuto
Voorzover ik me kan herinneren is deze foto een tijdje na de bevrijding
genomen van mijn ouders. Rechts zie je Lien Winkel, mevr. Cassuto zogezegd,
en aan haar zijde mijn vader Ies Cassuto,
ik denk dat het in 1946 is, dat dit genomen is. Mijn vader was toen 61
en mijn moeder was 57.
Uw vader
is nog gaan werken na de oorlog?
Hij heeft een brief geschreven aan het ministerie van koloniën, zoals
dat toen heette, dat hij aanbood om ingezet te worden voor de opbouw van
Indonesië.
Maar toen schreven zij dat ze hem niet nodig hadden dat hij te oud was.
(zie de brief
op een van de silent witness pagina's, R.C.))
Dus hij heeft niet meer gewerkt.

Dit is een
foto van het huis waar mijn ouders en ik en Meindert ondergedoken zaten
in de lente van 1944 in Vroomshoop, bij de familie Blok. Toen we een aantal
jaren geleden er nog eens langs reden, mijn zoon en ik, toen zagen we
dat het huis was afgebroken, het staat er dus niet meer. Stationsweg 3
in Vroomshoop.
Wanneer is deze foto gemaakt?
Ja, hoe kom ik er eigenlijk aan, ik zou het niet weten, ik weet er helemaal
niets van.
Ik denk dat de foto genomen is ver na de tweede wereldoorlog, en dat ik
hem heb gekregen van een mevrouw in Bilthoven die, die een vriendin had
die ontdekt had, dat een joods ondergedoken jongetje uit Vroomshoop nu
dominee was in Bilthoven.
En toen heeft ze deze foto aan die Bilthovense vrouw gegeven en die zei
wilt u hem hebben, tegen mij, dit is het huis waar u ondergedoken zat.
Ik denk dat het zo is gegaan. Zo heb ik hem laat na de oorlog gekregen.
picture
of boy George
Hier een
foto van mijzelf ergens in 1946 genomen, vermoedelijk in de vierde klas
van het gymnasium en ik zit op de achterste bank, vandaar dat de landkaart
die achter in het lokaal was opgehangen mijn achtergrond vormt.
Zo zag ik er dus uit toen ik 16 was. Niet zo lang na de onderduiktijd.
marriage
picture of George and Hanneke
Hier zien
we mijn vrouw en mij, Johanna van Rooyen en George Cassuto op hun trouwdag
7 oktober 1961 in Den Haag in de Raadszaal aan de Javastraat.
Ik was toen werkzaam bij de marine en mijn vrouw was juriste bij de scholenwetgeving.
(......)
Wife Hanneke
joins George
Ik stel aan
u voor mijn wettige echtgenote Johanna van Rooyen, beter bekend als Hanneke
of Channa. Wat zou het zonder jou zijn geweest, zeker niet wat ik nu ben.
Bent u het daarmee eens?
(Hanneke) Too much credit, nee dat is te mooi. Misschien heb ik
iets bijgedragen dat wel, misschien heb ik hem af en toe een beetje wakker
geschud. Maar, zeker weten zeggen ze tegenwoordig. Het is inderdaad heel
gek begonnen met die ene gekke vraag die ik hem vrij achteloos moet hebben
gesteld toen. Hoe kom je als jood in die kerk terecht. Eigenlijk zou je
daar toch moeten horen en als je daar hoort dan ga ik graag met je mee.
U heeft nooit spijt gehad van die ene vraag?
(Hanneke) Geen seconde, het maakte het leven alleen een beetje
gecompliceerd, met name voor de kinderen natuurlijk, logisch, niet in
een eensgezind gezin opgroeien.
Ik bedoel in een gezin met twee stromingen. En zeker die tweede stroming
werd steeds duidelijker aanwezig, met name de aandacht ervoor.
En ja het ene kind heeft het makkelijker meegenomen dan het andere kind.
Gezien de geaardheid van de kinderen, die alle drie totaal verschillend
zijn. Maar ik heb geen spijt, absoluut niet.
Hoe groot is de invloed geweest van de onderduiktijd op u verdere leven?
(George) Ja, toch behoorlijk wel denk ik. Ja, het zijn toch de
jaren geweest die bij mij toch altijd hebben doorgesuisd, doorgeruisd.
(Hanneke) Ik denk dat het, met name voor hem, ongelooflijk heeft
doorgewerkt .... als je als opgroeiend jong mens het gevoel hebt er niet
te mogen zijn dan is dat
..
Heb je ook verteld van Rothenburg?
(George) Nee, je mag het best vertellen.
(Hanneke)Wij waren in Rothenburg op vakantie en op de terugweg,
terug naar Holland en wij hadden in de auto onze jongste David met z'n
vriendje Jan-Kees, die ging vaak mee met ons, een niet-joodse jongen.
In Rothenburg hadden we een hele akelige ervaring die ons ertoe heeft
doen besluiten meteen weg te gaan.
Op de weg terug is hij een beetje gaan praten over van alles, ook om uit
te leggen naar de jongste generatie en toen zei George:
ik had eigenlijk geen naam.
En een naam staat natuurlijk voor een leven.
En dat heeft een enorme indruk op de kinderen toen gemaakt, zeker op onze
jonste zoon David die in de leeftijd kwam van nadenken over zijn vader
en ik denk ook zeker op Jan-Kees, het goede vriendje van David, nog steeds,
maar zeker op mij.
Want je kunt heel lang met iemand leven maar je kunt opeens door een zin
het helemaal bij je naar binnen krijgen.
Hij heeft er in die tijd nier mogen zijn en dat is, denk ik, voor een
stuk bij hem gebleven.
(George is tijdens dit verhaal duidelijk geraakt. Hij zegt:)
Het was een anti-semitische opmerking van een winkelier overigens. Jij
zei toen, ik was nooit van plan in Duitsland binnen te komen maar nu ga
ik helemaal niet meer.
Ik wil
het hierbij afsluiten en u heel hartelijk bedanken dat u heeft meegewerkt.
*sjoel =
gangbare benaming van sunagoge/common Dutch Jewish designation of synagogue
**seider=feestelijke rituele maaltijd op Joodse Pesachfeest/ ritual meal
on Pesach
***Bekende Joodse leraar en oprichter van het Folkertsma Instituut voor
Talmoedica/kown Dutch teacher in Talmud and Tora
****Jechezkel=Hebreeuws voor Ezechiel/Hebrew fot Ezechiel
*****midrasj=uitleg, vaak in verhaalvorm, van de Tora/explanation, often
in the form of a story, of Tora
******halachisch/halachic=volgens de Joodse wet (Halacha) is alleen iemand
met een Joodse moeder ook echt Joods/only a person with a Jewish mother
is to be considered Jewish
|